bijvoorbeeld artikel 97 WPO). Hetzelfde geldt voor het overzicht, met dien verstande dat de vast stelling van een overzicht achterwege kan blijven wanneer alle aanvragen worden geplaatst op het programma of wanneer er geen aanvragen zijn ingediend - en er dus ook geen kunnen worden af gewezen. Lid 4 Overschrijding van de uiterste datum van de programmavaststelling leidt er automatisch toe dat alle aangevraagde voorzieningen voor vergoeding in aanmerking moeten worden gebracht, net zoals dat bij de minister van OCenW het geval was. Om praktische redenen is ervoor gekozen om ook te vermelden dat het bijbehorende (norm)bedrag beschikbaar wordt gesteld; de aanvrager weet dan waar hij aan toe is. Wel moet in zo'n geval nog overleg over de wijze van uitvoering plaatsvinden en moet geregeld worden dat voor een bepaalde datum een bouwopdracht etc. moet zijn verleend. Artikel 12 Inhoud programma Lid 1 In dit lid, dat een belangrijk onderdeel van de verordening betreft, namelijk de inhoud van het huis vestingsprogramma, komt voor alle duidelijkheid tot uitdrukking dat de raad het programma vast stelt als resultante van de toetsing aan de in de wet limitatief omschreven weigeringsgronden (zie bijvoorbeeld artikel 95, derde lid WPO). Een deel van deze weigeringsgronden wordt voor wat be treft hun feitelijke toepassing geoperationaliseerd via de nadere regels die de raad stelt op de onder delen, genoemd in dc tweede volzin. Zo zijn de 'beoordelingscriteria' een nadere invulling van de toets of de aangevraagde voorziening noodzakelijk is en of de aanvraag een voorziening betreft als genoemd in artikel 2 van de verorde ning. De criteria voor de prognose operationaliseren de wettelijke weigeringsgrond 'dat de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leerlingen De regels over de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen doen ditzelfde ten aanzien van de weigeringsgrond dat de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de aard en omvang van de voorzieningen waarover de school reeds beschikt'. De concrete invulling van deze regels wordt niet in de romp van de verordening uitgeschreven, maar in de in artikel 12 genoemde bijlagen. Artikel 12 vormt daarmee, zoals ook bij andere bepa lingen uit de romp het geval is, de kapstok voor de gedetailleerde uitwerkingen van bepaalde ele menten in de bijlagen. De urgentiecriteria zijn apart gepositioneerd, omdat deze - in tegenstelling tot de andere regels in het eerste lid - niet noodzakelijk bij de programmavaststelling behoeven te worden toegepast. De urgentiecriteria komen pas in beeld wanneer er meer aanvragen liggen dan waarvoor er budget be schikbaar is. Lid 2 De gemeente en de schoolbesturen kunnen het wenselijk vinden om voorzieningen op het pro gramma op te nemen die volgens de criteria over de urgentie (bijlage V) daar strikt genomen niet voor aanmerking zouden komen. Indien daarover consensus bestaat (uiteindelijk blijkend uit het bestuurlijk overleg over het concept-programma als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de verorde ning), kan het college hiermee rekening houden bij het formuleren van hun huisvestingsprogramma dat wordt voorgelegd aan de gemeenteraad. De huidige verordening biedt de raad geen mogelijk heid om af te wijken van de criteria zoals geformuleerd in bijlage V. Hoewel het bestuurlijk overleg over het concept-programma geen 'op overeenstemming gericht overleg' betreft, is de praktijk binnen veel gemeenten dat het overleg wel als zodanig wordt gevoerd en beleefd. Net als bij de VNG-modelverordening Overleg Lokaal onderwijsbeleid is ervan afge- zien om een regeling te treffen voor het stemmen over een alternatieve urgentievolgorde. Beoogd wordt te komen tot een gezamenlijk gedragen voorstel. Finale besluitvorming over de daadwerke lijke urgentievolgorde vindt niet plaats tijdens het overleg. Uiteindelijk beslist de raad of het wel of niet wenst af te wijken van de systematiek en criteria van bijlage V. Het gaat om een kan-bepaling. Lid 3 De zinsnede 'voor zover van toepassing' kan ook op de vergoeding betrekking hebben. Zo zijn er voorzieningen denkbaar waarvoor het niet nodig is om een bedrag beschikbaar te stellen. Hierbij kan worden gedacht aan medegebruik in een (onderwijs)gebouw dat geschikt is en waaraan dus geen aanpassingen hoeven plaats te vinden. Een aanvrager die een voorziening geplaatst ziet op het programma, kan daaruit niet alleen afleiden dat de voorziening voor bekostiging in aanmerking komt, maar ook welke eventuele nadere voor waarden er gelden rond ingebruikneming of buitengebruikstelling. Bijvoorbeeld: de uitbreiding van een hoofdgebouw gaat gepaard met het afstoten van een dislocatie. Wanneer de vergoeding van een op het programma geplaatste voorziening op normatieve wijze is vastgesteld dan kan de aanvrager ook rechtstreeks uit de opneming op het programma afleiden voor welk bedrag de voorziening dient te worden gerealiseerd. Indien het gaat om een voorziening waarvan de uiteindelijke vergoeding gebaseerd is op de feitelij ke kosten, dan vermeldt het programma van welke raming is uitgegaan. Deze raming zal vervolgens als leidraad worden gehanteerd bij de vaststelling van het definitief vergoedingsbedrag aan de hand van door de aanvrager in het kader van de uitvoering te overleggen offertes. Artikel 13 Inhoud overzicht Lid 1 Een verwijzing naar artikel 12, eerste lid volstaat, omdat uit de toepassing van de daar genoemde criteria blijkt of een voorziening op het programma dan wel op het overzicht terechtkomt. Ook aan gevraagde voorzieningen die geen voorzieningen zijn in de zin van artikel 2 van de verordening komen op het overzicht te staan. Lid 2 Deze bepaling is een direct uitvloeisel van het motiveringsbeginsel. Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bedrag, programma en overzicht Lid 1 Volgens de toelichting op de wet moeten het programma en het overzicht worden opgevat als een bundel van beschikkingen. Deze beschikkingen moeten uiteraard ter kennis van de aanvragers wor den gebracht. De termijn van twee weken is gekozen, omdat de wet bepaalt dat binnen vier weken na vaststelling van het programma overleg over de uitvoering plaatsvindt met het college. Ingevolge artikel 3:43 Awb dient de gemeente van het besluit mededeling toe doen aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Gelet op het overleg met het totale scholenveld voorafgaande aan de vaststelling van het programma is er echter voor gekozen het be sluit aan alle schoolbesturen toe te sturen. Hierbij doet dus niet terzake of het betrokken schoolbe stuur in een eerder stadium een zienswijze naar voren heeft gebracht. Lid 2 De wet bepaalt alleen iets over de ter inzage legging van het overzicht. Vanwege de samenhang tussen bedrag, programma en overzicht ligt het voor de hand het totaal ter inzage te leggen. Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 14- Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 Artikelsgewijze toelichting verordening aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 15 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 207