Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering
Lid 1
Dit artikel geeft een nadere invulling aan het wettelijk voorgeschreven overleg over de wijze van
uitvoering. Met deze invulling wordt beoogd dat de aanvrager en het college een aantal praktische
afspraken maken over aspecten die samenhangen met de realisering van de toegekende voorziening.
Met dergelijke afspraken kunnen onduidelijkheden en misverstanden in het verdere uitvoeringstra
ject worden voorkomen.
In ieder geval zal hierbij volstrekt duidelijk moeten zijn wie als bouwheer optreedt. De wet gaat er
weliswaar vanuit dat het bevoegd gezag optreedt als bouwheer, maar biedt de mogelijkheid dat het
bevoegd gezag en het college overeenkomen dat de gemeente de voorziening tot stand brengt. Het
moet duidelijk vaststaan of al dan niet gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid.
De termijn van vier weken waarbinnen het college met het betrokken schoolbestuur in overleg tre
den over de uitvoering vloeit direct voort uit de wetgeving (artikel 95, lid 8 WPO; artikel 93 lid 8
WEC en artikelen 76, lid 8 en 210, lid 8 WVO). De passage "voor zover van toepassing" is opge
nomen om niet alle voorkomende varianten op het bouwheerschap en de eigendomssituatie te hoe
ven beschrijven. Daarnaast is het bijvoorbeeld denkbaar dat geen nadere afspraken behoeven te
worden gemaakt over het tijdstip van indiening van het bouwplan en de desbetreffende begroting,
eenvoudigweg omdat het college in het kader van artikel 16, vierde lid heeft besloten dat dit ach
terwege kan blijven. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van de toetst of zich nieuwe feiten en om
standigheden voordoen. In het kader van de controle en het afleggen van verantwoording over de
besteding van de middelen kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de wijze en moment
waarop het college geïnformeerd wordt over de voortgang van de uitvoering van de voorziening,
alsmede over de wijze waarop de finale verantwoording wordt afgelegd. Daarbij kan - zeker bij
omvangrijke projecten - ook aan de orde zijn dat dit gepaard gaat met een accountantsverklaring.
Lid 2
Wanneer de vergoeding van de uitvoering van de voorziening gebaseerd is op de feitelijke kosten
wordt in aanvulling op de afspraken die voortvloeien uit het bepaalde in lid 1, ook expliciet in het
overleg aan de orde gesteld op welke wijze de aanvrager het werk wil gaan aanbesteden en wanneer
de gemeente zicht krijgt op de offertes die op de aanbesteding worden uitgebracht (zie ook toelich
ting bij artikel 4). Bij de aanbesteding van het werk dient de aanvrager, voor zo ver dit gezien de
aard van de voorziening nodig is, ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel B richtlijnen in acht te
nemen. Overigens kan de aanvrager eerst tot aanbesteding overgaan wanneer het college heeft inge
stemd met het bouwplan, tenzij een dergelijk plan naar het oordeel van het college eveneens gezien
de aard van de voorziening niet vereist is (zie ook artikel 16, lid 4).
Lid 3
Om te voorkomen dat in een later stadium misverstanden rijzen over de afspraken over de uitvoe
ring is bepaald dat deze schriftelijk worden vastgelegd en ter instemming aan de aanvrager worden
voorgelegd. Indien de aanvrager zijn instemming schriftelijk heeft verleend, dan is daarmee direct
vastgelegd dat er overeenstemming bestaat over de wijze van uitvoering. Mocht de aanvrager niet
instemmen met het verslag, dan zal in de praktijk meestal nader overleg plaatsvinden om alsnog
overeenstemming te bereiken. Blijken partijen het niet eens te kunnen worden over de uitvoering
van de voorziening dan wordt dit ook schriftelijk vastgelegd en van beide zijde geconstateerd.
Lid 4
Hierin is bepaald dat het college, in geval in het overleg is medegedeeld dat de indiening van een
bouwplan en begroting achterwege kan blijven en/of er geen nadere toetsing aan wettelijke voor
schriften of gewijzigde omstandigheden hoeft plaats te vinden (zie artikel 16, vierde lid), binnen
vier weken nadat het overleg tot overeenstemming heeft geleid, de aanvrager uitsluitsel geeft wan
neer de bekostiging een aanvang neemt. Het zal daarbij in de regel voorzieningen betreffen waar
voor in een eerder stadium al een offerte is overgelegd, die weinig of geen voorbereidingstijd meer
vergen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de vervanging van de dakbedekking van een
basisschool (onderdeel van de huisvestingsvoorziening onderhoud).
Lid 5
Wanneer uit het ingevolge het derde lid vastgestelde verslag blijkt dat het overleg over de wijze van
uitvoering uiteindelijk niet uitmondt in een overeenstemming tussen aanvrager en het college, dan is
het college als bestuursorgaan de instantie die dit constateert en meedeelt aan het bevoegd gezag.
Hierbij deelt het college mee wat de overwegingen zijn om niet in te stemmen met de door de aan
vrager gewenste uitvoering. Deze mededeling is een besluit in de zin van de Awb, waartegen dan
ook voor aanvrager de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat.
Artikel 16 Goedkeuring bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing
wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
Dit artikel is voor een belangrijk deel een nadere uitwerking van de wettelijke bepaling, waarbij een
schoolbestuur dat aanspraak heeft op een vergoeding van een voorziening en bij de uitvoering van
de voorziening als bouwheer optreedt, een bouwplan en de daarbij behorende begroting ter goed
keuring moet indienen bij het college (zie bijvoorbeeld artikel 103 WPO). Tevens geeft de aanvra
ger daarbij aan op welk moment de bekostiging een aanvang dient te nemen.
Indien in het overleg over de uitvoering (zie artikel 15) in afwijking van het uitgangspunt dat de
aanvrager optreedt als bouwheer, wordt afgesproken dat de gemeente het bouwheerschap op zich
neemt, dan is het gestelde in het eerste lid uiteraard niet van toepassing.
De aanvrager moet alleen een begroting bij het bouwplan in te dienen wanneer het een voorziening
betreft waarvoor de vergoeding op basis van de genormeerde benadering (bijlage IV, deel A) is
vastgesteld. Deze begroting zal marginaal getoetst worden zolang de geraamde kosten de genor
meerde vergoeding niet overschrijden.
Met het oog op een goede voortgang van de uitvoering en de duidelijkheid richting aanvrager is in
het tweede lid voorzien in een fatale termijn (maximaal beslaat deze termijn negen weken) waar
binnen de gemeente het bouwplan en de begroting moet hebben goedgekeurd.
Bij goedkeuring van het bouwplan en begroting stelt het college ook het tijdstip vast waarop de be
kostiging een aanvang neemt. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de wettelijke opdracht om een
dergelijk tijdstip vast te stellen (zie bijvoorbeeld artikel 99, eerste lid WPO). Wanneer de fatale
termijn door het college wordt overschreden dan wordt het bouwplan en de begroting geacht te zijn
goedgekeurd en dient de bekostiging aan te vangen op het tijdstip zoals door de aanvrager is aange
geven.
Het bepaalde in het derde lid markeert in de procedure rond de uitvoering van het programma het
moment waarop wordt bezien of er zich na vaststelling van het programma nieuwe omstandigheden
hebben aangediend, die het rechtvaardigen om de aanspraak op vergoeding te herzien. Het betreft
hier een nadere invulling van wederom een wettelijke bepaling (zie bijvoorbeeld artikel 101 WPO
in samenhang met artikel 99, eerste lid WPO). Het moment is zodanig gekozen dat door de aanvra
ger nog geen onomkeerbare stappen zijn gezet, zoals bijvoorbeeld het verlenen van een bouwop
dracht.
De leden 5 en 6 zien op de besluitvorming over de uitvoering van aanvragen waarvoor de offertelijn
geldt, of anders gezegd, waarbij de feitelijke kosten bepalend zijn voor de uiteindelijke vergoeding.
Hierbij is geen sprake van een begroting, dus ook niet van een toets daarvan.
De begroting is namelijk al bij de indiening van de aanvraag overgelegd en heeft toen alleen de
functie gehad om te komen tot een bedrag ten behoeve van de vaststelling van het programma. Bij
de uitvoering van een voorziening die volgens de offertelijn wordt gerealiseerd, nemen de offertes
de rol over van de begroting.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003
Artikelsgewijze toelichting verordening
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 16-
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden 2003 .Artikelsgewijze toelichting verordening
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
-TV 17-