Paragraaf 5.3Verhuur/Medegebruik
Artikel 36 Toestemming het college
HOOFDSTUK 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden
de vordering aan het bevoegd gezag. Indien het overleg zoals bedoeld in het eerste lid heeft
geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voorzover het
overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het
college over de punten waarover geen overeenstemming bestond. Indien het bevoegd gezag
in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van
de schriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
1 Alvorens een huurovereenkomst of medegebruikovereenkomst te sluiten, vraagt het
bevoegd gezag toestemming voor de verhuur aan het college.
2 Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan en bevat een aanduiding van de
huurder of medegebruiker, alsmede van de bestemming van de te verhuren of in
medegebruik te geven ruimte.
3 Het college verleent de toestemming niet indien:
a de bestemming van de te verhuren of in medegebruik te geven ruimte in strijd is met
bepalingen daaromtrent uit de Wet op het primair onderwijs, Wet op de
expertisecentra en Wet op het voortgezet onderwijs of regelgeving;
b de te verhuren of in medegebruik te geven ruimte onmiddellijk nodig is voor een
school
4 Het college neemt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek een besluit en zenden
dat aan het bevoegd gezag.
aanpassingen VNG (Lbr 02/104) ledenbrief 16 augustus 2002
-V25-
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarden
1 Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de
huisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig
mogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het
bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door
gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een
gezamenlijke akte.
2 Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud
aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het
bevoegd gezag behoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, een
staat van onderhoud opgemaakt.
3 De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met het
bevoegd gezag.
4 Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg
wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het
bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald
wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke
handelwijze gevolgd wordt.
5 Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van
het college niet nodig is.
aanpassingen VNG (Lbr 02/104) ledenbrief 16 augustus 2002
-V26-