6
8.4 De subsidie bedraagt in het geval de in lid 2, onder b. dan wel de in lid 3 onder c.
bedoelde verwerving heeft plaatsgevonden op of na 1 januari 1975 maar vóór 1
januari 1983: de in lid 2 onder a. respectievelijk de in lid 3 onder b. bedoelde subsidie,
tenzij het college van burgemeester en wethouders op basis van de schriftelijke
stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen van oordeel is dat de eigenaar of
erfpachter ten tijde van de verwerving op de hoogte was dan wel redelijkerwijs op de
hoogte had kunnen zijn van de ernstige verontreiniging van het bedrijfsterrein.
8.5 In geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein overeenkomstig het
bepaalde in artikel 38 lid 4 Wet bodembescherming in fasen geschiedt, en de
eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein, met inachtneming van het bepaalde in
artikel 9.4, de mogelijkheid heeft een aanvraag tot vaststelling van de subsidie zoals
bedoeld in artikel 10 in te dienen na voltooiing van een of meer fasen van de
sanering, wordt de hoogte van de subsidie, overeenkomstig het bepaalde in de leden
1 tot en met 4, berekend over de netto-saneringskosten die zijn gemoeid met de
uitvoering van de voltooide fase(n) van de sanering.
8.6 De subsidie wordt met betrekking tot de sanering van een geval van ernstige
verontreiniging, zoals bedoeld in artikel 1 Wet bodembescherming, dan wel de
(deel)sanering van een bedrijfsterrein zoals bedoeld in artikel 7 lid 3, tweede volzin,
éénmalig verleend, vastgesteld en uitbetaald. Indien zich de situatie als bedoeld in lid
5 voordoet, geldt dat de subsidie, onverminderd de plicht tot voltooiing van de gehele
sanering overeenkomstig het saneringsplan, éénmalig wordt verleend, vastgesteld en
uitbetaald over het met betrekking tot de voltooide fase(n) van de sanering.
8.7 De subsidie wordt niet verstrekt in het geval ten behoeve van de uitvoering van de
sanering van het bedrijfsterrein een andere financiële bijdrage van de overheid dan
deze subsidie is, wordt dan wel kan of had kunnen worden verkregen. De subsidie
wordt evenmin verstrekt indien de saneringsverplichting voortvloeit of samenhangt
met maatregelen die hadden moeten worden getroffen op grond van het Besluit
tankstations milieubeheer (besluit van 20 januari 1994, Stb. 53, laatstelijk gewijzigd bij
besluit van 18 oktober 2001Stb. 487).
Artikel 9 De beslissing op de aanvraag tot verlening van de subsidie
9.1 Het college van burgemeester en wethouders beslist op de aanvraag tot verlening
van de subsidie binnen dertien weken na de ontvangst van de aanvraag.
9.2 Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 1 bedoelde termijn
eenmalig met een termijn van dertien weken verlengen. De aanvrager wordt van de
verlenging en de reden daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.
9.3 In het geval onvoldoende gegevens zijn aangeleverd om de aanvraag te kunnen
beoordelen wordt de in de leden 1 en 2 bedoelde beslistermijn opgeschort met
ingang van de dag waarop het college van burgemeester en wethouders de
aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is
aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 10 De inhoud van de beschikking tot verlening van de subsidie
10.1 De beschikking tot verlening van de subsidie vermeldt in ieder geval:
a. de hoogte van de subsidie in een percentage zoals bedoeld in artikel 8,en
b. de maximale hoogte van de subsidie in euro, op basis van het percentage
zoals bedoeld onder a. van de begroting van de netto-saneringskosten zoals
bedoeld in artikel 5, onder f., vermeerderd met een percentage van 15% over
de netto-saneringskosten.
10.2 De beschikking vermeldt voorts dat de subsidie wordt verleend onder de navolgende
voorwaarden en verplichtingen:
a. in het geval wordt gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als
bedrijfsterrein, dient het bedrijfsterrein gedurende een periode van vijfjaar na
de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals
7
vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, in gebruik
te blijven als bedrijfsterrein;
b. binnen twaalf maanden nadat door het bevoegd gezag ingevolge het
bepaalde in artikel 39 lid 2 Wet bodembescherming is ingestemd met het
saneringsplan, dient een daadwerkelijk begin te worden gemaakt met de
uitvoering van de sanering;
c. de sanering van het bedrijfsterrein dient te worden uitgevoerd en afgerond
overeenkomstig het saneringsplan waarmee ingevolge het bepaalde in artikel
39 lid 2 Wet bodembescherming door het bevoegd gezag is ingestemd;
d. binnen dertien weken na de datum waarop de feitelijke
saneringswerkzaamheden zijn afgerond, dient overeenkomstig het bepaalde
in artikel 11, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden
ingediend. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een schriftelijk verslag
van de uitvoering van de sanering waaruit blijkt dat de sanering is uitgevoerd
en afgerond overeenkomstig het saneringsplan.
10.3 Het college van burgemeester en wethouders kan aan de beschikking tot verlening
van de subsidie nadere voorschriften en verplichtingen verbinden.
10.4 Bij de in lid 3 bedoelde voorschriften kan aan de eigenaar of erfpachter van het
bedrijfsterrein, indien de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein
overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 4 Wet bodembescherming in fasen
geschiedt, de mogelijkheid worden geboden een aanvraag tot vaststelling van de
subsidie in te dienen na voltooiing van een of meer fasen van de sanering. Een en
ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 5.
10.5 De in lid 3 bedoelde voorschriften kunnen, in aanvulling op het bepaalde in lid 2,
voorts verplichtingen bevatten met betrekking tot de verwezenlijking van de uitvoering
van de sanering van de bodem van het bedrijfsterrein.