f t 4 TOELICHTING OP DE SUBSIDIEVERORDENING BEDRIJVENREGELING GEMEENTE LEEUWARDEN Algemene toelichting: Als gevolg van de ondertekening door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuheheer, de Minister van Economische zaken, en vertegenwoordigers van de Colleges van Gedeputeerde Staten van de Provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Vereniging VNO-NCW en de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland is op 11 juni 2001 het Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen (hierna te noemen: het Convenant) in werking getreden. Ingevolge het Convenant verplicht het bedrijfsleven zich tot de sanering van verontreinigde Bedrijfsterreinen, waartegenover staat dat een overheidssubsidie kan worden verkregen ten behoeve van de sanering van Bedrijfsterreinen waarvan de verontreiniging in belangrijke mate vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt. De totstandkoming van het Convenant vormt een uitwerking van de BEIeidsVERnieuwing Bodemsanering (hierna te noemen: BEVER) die is vastgelegd in het Eindrapport BEVER van 21 september 2000. Het op dit Eindrapport gebaseerde Kabinetsstandpunt Beleidsvernieuwing Bodemsanering is door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij brief van 16 januari 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, nr. 28 199, nr. 1). De (verdere) implementatie van BEVER zal onder meer plaats vinden door middel van de aanpassing van de wet- en regelgeving, in het bijzonder in het kader van de Wet bodembescherming. In de brieven die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Directeur-Generaal Milieubeheer van zijn ministerie op respectievelijk 30 juli 2001 (met kenmerk LMV/2001065757) en 5 februari 2002 (met kenmerk LMV 2001137247) aan de bevoegde gezagen in de zin van de Wet bodembescherming zonden, gaven zij aan dat de mogelijkheid dient te bestaan om reeds nu, voorafgaand aan de vastlegging in wet- en/of regelgeving, door middel van Interimbeleid uitwerking te geven aan hetgeen in het kader van het Convenant is afgesproken. De hoofdlijnen zijn neergelegd in de Notitie Bodemsanering Bedrijfsterreinen (hierna te noemen: de Notitie), welke Notitie als Bijlage 1 aan vorenbedoeld Convenant is gehecht, en nader toegelicht in vorengenoemde brieven die de Minister van Volkshuisvesting. In dit kader is een Model-Subsidieverordening opgesteld die bedoelt aan dat Interimbeleid nader vorm te geven, ten behoeve van de bevoegde gezagen in de zin van de Wet bodembescherming die in afwachting van de vorenbedoelde wet- en/of regelgeving met de daadwerkelijke uitvoering van het Interimbeleid zijn belast. Zoals bekend, stelt de Algemene wet bestuursrecht de nodige eisen aan (de procedure omtrent) het verlenen van een overheidsbijdrage in de vorm van een subsidie. Met die eisen is bij het concipiëren van de Subsidieverordening rekening gehouden. De overige bepalingen in de Subsidieverordening moeten dan ook worden geplaatst tegen de achtergrond van hetgeen volgt uit titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Zoals uit de navolgende bepalingen van de Subsidieverordening blijkt, kan het Interimbeleid op dit moment nog geen uitwerking geven aan alle elementen van de, zogenoemde, Bedrijvenregeling die in de Notitie zijn neergelegd. Het Interimbeleid vindt in het bijzonder een begrenzing in het feit dat haar tijdelijk karakter noodzakelijkerwijs met zich brengt dat een aantal vereisten om in aanmerking te komen voor een overheidsbijdrage ten behoeve van de sanering van een Bedrijfsterrein, anders dan in de Notitie vermeld, gedurende de looptijd van het Interimbeleid niet relevant is dan wel niet wordt gesteld (waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan de plicht tot aanmelding vóór 31 december 2005), en de hoogte van de te verkrijgen overheidsbijdrage wordt bepaald aan de hand van de in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2003 | | pagina 309