2. Beifeidsbegroting
2.1 Programmaplan: Programma infrastructuur/Bereikbaarheid (7)
aders moet kunnen worden doorgereden. De vereiste kwaliteit in doorstroming houdt in dat het aantal
oversteken wordt verminderd en op centrale locaties wordt gebundeld. Dergelijke aders moeten veilig
kunnen worden overgestoken, maar het accent ligt op de verbindende functie. In de verblijfsgebieden
heeft het verblijven op straat of in en om de woning de prioriteit. Verkeer wordt hier gefaciliteerd maar
vooral het langzaam verkeer en openbaar vervoer. De automobilist wordt er op gewezen dat hij/zij hier
te gast is.
Samenhangend verkeers- en vervoersysteem
Leeuwarden kiest voor een samenhangend verkeers- en vervoersysteem, waar alle vervoerwijzen
even belangrijk zijn. Veel mensen begeven zich met een combinatie van vervoerwijzen naar hun
bestemming. Dit vraagt om overstappunten in Leeuwarden zoals stations en transferia. Deze
"ketenbenadering" van verkeer en vervoer geldt voor verschillende reismotieven als werken, onderwijs
en winkelen. Samenhangend betekent ook dat een beperkend beleid voor autoverkeer in de
binnenstad wordt gecombineerd met verbetering van het vervoer per openbaar vervoer, fiets en te
voet in en naar de binnenstad. De samenhang komt ook tot uitdrukking in het niet uitbreiden van de
capaciteit van het wegennet binnen de stadsring en rondom de binnenstad in combinatie met het
verbeteren van de verkeersafwikkeling op de stadsring. De ontwikkeling van werkgelegenheid aan de
westkant van de binnenstad zal niet op grote schaal kunnen worden gerealiseerd als de infrastructuur
aan deze kant van de stad niet op orde wordt gebracht.
"BOR in Beeld"
Een duurzame mobiliteit wordt bereikt door een voldoende beheer en onderhoud. Een hulpmiddel
daarbij is de systematiek van "BOR in Beeld". Aandacht werd gevraagd voor de kwaliteit van de
openbare ruimte en het onderhoud daarvan, met als belangrijk uitgangspunt om informatie omtrent het
technische beheer en onderhoud inzichtelijk te maken. Op 9 april 2001 heeft de Raad het
totaaloverzicht en de achterliggende informatieve rapporten van "BOR in Beeld" formeel vastgesteld
en zijn keuzes gemaakt ten aanzien van het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte met betrekking
tot verhardingen, openbaar groen, onkruidbestrijding en verzorging. Binnen de "BOR in Beeld"-
systematiek wordt de stad ingedeeld in een aantal structuurelementen zoals o.a. binnenstad,
woonwijken, buitengebieden, winkelcentra en (cultuurhistorische) parken. Voor deze elementen zijn
specifieke kwaliteitsniveaus gekozen ("basis" en "hoog" conform definities "BOR in Beeld") met
betrekking tot beheer en onderhoud in relatie tot beschikbare budgetten.
Effecten
Nulme
ting
2005
2006
2007
2008
Autoverkeer
A
Afname van de groei (in zowel de ochtendspits als de avondspits)
op andere wegen dan het hoofdwegennet van Leeuwarden
Indicator:
Afname van de groei tot 20% bij autonome ontwikkeling tussen
2005 en 2020 (2-jaarlijkse verkeerstellingen)
2005
2
Een acceptabele gemiddelde rijsnelheid voor autoverkeer op de
Stadsring op de Stadsring.
Indicator:
Een gemiddelde snelheid van 25 km per uur in de spitsperioden
op de Stadsring in 2010. (vijfjaarlijkse rijtijdmetingen)
2005
3
Afname van de groei van de vertraging van het autoverkeer in de
ochtendspits op de invalswegen (tot aan de Stadsring).
Indicator:
Afname van de groei van de vertraging tot maximaal 10 minuten
in 2010 (5-jaarlijkse rijtijdmetingen).
2005
4
Goede verkeersafwikkeling op het hoofdwegennet.
Indicator:
Toename aandeel weggebruikers dat tevreden is over de
verkeersafwikkeling op het hoofdwegennet, (meten d.m.v.
tweejaarlijks wijksignaleringssysteem).
2005
5
Toename van bedrijven dat over een vervoerplan beschikt voor:
Bedrijven met meer dan 50 werknemers in binnenstad of
kantorenhaak
Elders gevestigde bedrijven met meer dan 100 werknemers
Indicator:
Toename aantal bedrijven met vervoerplan jaarlijkse telling)
2005
50
66
2. Beleicsbegrotirsg
2.1 Programmaplan: Programma Infrastructuur/Bereikbaarheid (7)
Effecten
Nulme
ting
2005
2006
2007
2008
Ooenbaar Vervoer I
6
Stabilisatie van het gebruik van het OV.
Indicator:
Aandeel reizigers in het openbaar vervoer in het totaal aantal
verplaatsingen in het lokale vervoer.
per jaar).
5%
(2004)
5%
5%
7
Hogere kostendekkingsgraad van de stadsbusdienst.
Indicator:
Verhoging van de kostendekkingsgraad van de stadsbusdienst
(Jaarlijkse vergelijking tussen kosten en opbrengsten van de
stadsbusdienst).
27%
1998
40%
8
Stabilisatie van de exploitatiesnelheid van het OV
Indicator:
Handhaving exploitatiesnelheid op de OV-assen
in vergelijking met de situatie in 2000
(jaarlijkse rijtijdmetingen)
18
km/h(2
004)
18
km/h
18
km/h
9
Verhoging veiligheid in en rond het openbaar vervoer
Indicator:
Afname van het feitelijke aantal incidenten in en rond het
openbaar vervoer tot een aanvaardbaar niveau voor reizigers
en personeel., uitgedrukt in percentage ooggetuige/slachtoffer
(Jaarlijkse registratie objectieve sociale veiligheid in en rond
openbaar vervoer
17
(2002
9
10
Verlaging onveiligheidsgevoel in en rond het openbaar vervoer
Indicator:
Afname van het onveiligheidsgevoel in en rond het openbaar
vervoer tot een aanvaardbaar niveau voor reizigers en
personeel.
(jaarlijks gemeten, uitgedrukt in rapportcijfer).
6,9
(nulm2
002)
7,6
I Parkeren
11
Toename effectieve parkeercapaciteit van parkeerplaatsen in
en rond de binnenstad
Indicator:
Toename aantal parkeerplekken in en rond de
binnenstad(Jaarlijkse tellingen).
2005
300
12
Voldoende parkeergelegenheid in de binnenstad
Indicator:
Toename aandeel weggebruikers dat tevreden is over de
beschikbaarheid van parkeerplaatsen in de binnenstad,
(tweejaarlijks wijksignaleringssysteem, eventueel aangevuld
met enquêtes)
2005
13
Evenwicht tussen vraag en aanbod van parkeerplaatsen in de
binnenstad op piekmomenten.
Indicator:
Bezettingsgraad parkeerplaatsen binnenstad (jaarlijkse meting)
2005
I Fietsverkeer I
14
Handhaven fietssnelheid op het hoofdfietsnet.
Indicator:
Stabilisatie van gemiddelde snelheid op een aantal
geselecteerde hoofdfietsroutes (vijfjaarlijkse meting .eventueel
i.s.m. onderzoek Fietsersbond).
2005
15
Handhaven van het aandeel fietsgebruik
Indicator:
Stabilisatie van het aandeel fiets in het totale aantal
verplaatsingen van 2000 in het externe vervoer.
(5 jaarlijkse verkeerstellingen).
7%
(2004)
7%
16
Voldoende stallingmogelijkheden voor fietsen in en rond de
binnenstad.
Indicator:
Toename van het aandeel fietsers dat tevreden is over de
beschikbaarheid van stallingmogelijkheden voor fietsen in en
rond de binnenstad.
twee jaarlijkse wijksignaleringssysteem)
2005
67