onderdeel C van het Besluit m.e.r." merkt Mega op dat het niet meer dan logisch is dat het gemeentebestuur deze kennelijk zelfbedachte rechtsregel niet nader motiveert, aangezien deze motivering niet te geven is. Het gemeentebestuur had dienen aan te geven dat deze handelswijze in overeenstemming is met hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Reeds een globale blik op het bepaalde in dit hoofdstuk had het gemeentebestuur uit de droom kunnen helpen dat i.e. is voldaan aan de m.e.r. regeling. c. Mega geeft aan dat ook in de casus waarop de uitspraak van de AbRvS van 27 februari 2002 betrekking heeft wel degelijk een MER is vervaardigd. Evenwel niet voor het voorliggende bestemmingsplan maar voor een regionaal structuurplan waarin niet was voorzien in een concrete beleidsbeslissing. Door de gemeente en de provincie Utrecht werd in de desbetreffende beroepsprocedure onder meer betoogd dat het vervaardigde MER ook voldoende milieu- informatie gaf voor de vaststelling en goedkeuring van het bestemmingsplan. De AbRvS veegde dit verweer van tafel vanwege het feit dat formeel niet was voldaan aan de m.e.r. regeling, meer in het bijzonder vanwege strijdigheid met hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. d. De in het kader van de inspraakreactie gemaakte afdoening m.b.t. de aanvaardbaarheidstoetsing raakt aldus Mega kant noch wal in die zin dat uit de stukken duidelijk blijkt dat het college van burgemeester en wethouders initiatiefnemer is en de gemeenteraad - als bevoegd bestuursorgaan ten aanzien van de vaststelling van het bestemmingsplan - bevoegd gezag. Het gemeentebestuur poogt aldus Mega de incorrect gevolgde procedure te verbloemen door simpelweg te spreken van de gemeente die zowel initiatiefnemer als bevoegd gezag is. Zeker wat het bevoegd gezag betreft, kan het blijkens de m.e.r. regeling evenwel nimmer gaan om een openbaar lichaam doch uitsluitend om een bestuursorgaan. Reactie college van b&w In reactie op het voorgaande merken wij het volgende op. Vooropgesteld dient te worden dat de in het kader van De Zuidlanden gevoerde procedures inclusief de MER oplegnotitie naar onze mening op een juiste en (zeer) zorgvuldige wijze zijn gevoerd. Immers is er nadat er in het kader van het totale gebied Leeuwarden Zuid (thans aangeduid als De Zuidlanden) in het kader van het "Ontwikkelingsplan Leeuwarden Zuid" in 2001, conform het bepaalde in artikel 7 van de Wet milieubeheer, een MER is uitgevoerd vervolgens voor het gebied De Zuidlanden, plandeel Techum nog weer een afzonderlijke milieu —effectrapportage op grond van de in het kader van dit voorontwerp bestemmingsplan opgenomen planologische mogelijkheden uitgevoerd. In deze "MER Oplegnotitie zijn de planologische mogelijkhedenuitgangspunten in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan vergeleken met die welke zijn opgenomen in het "Ontwikkelingsplan Leeuwarden Zuid". Naast het voorontwerpbestemmingsplan "De Zuidlanden, plandeel Techum 28 heeft ook de Oplegnotitie MER Techum ter inzage gelegen. Gelijktijdig met de beide hiervoor genoemde plannen heeft ook het MER woon- en werkgebied Leeuwarden - Zuid welk is uitgevoerd in het kader van het "Ontwikkelingsplan Leeuwarden Zuid" bij de stukken terinzage gelegen. Hiervan is melding gemaakt in de publicaties. Hierdoor kon een ieder over alle voor het plangebied De Zuidlanden - plandeel Techum benodigde actuele milieu - informatie beschikken. Anders dan Mega in haar zienswijze aangeeft naar aanleiding van onze eerdere reactie op een soortgelijke opmerking van Mega in het kader van de inspraak, zijn wij van mening dat de combinatie van de procedure die eerder is gevoerd in het kader van de MER voor het woon- werkgebied Leeiwarden - Zuid en die welke is gevoerd in het kader van de MER Oplegnotitie Techum gezamenlijk beantwoorden aan het bepaalde in artikel 7 van de Wet milieubeheer. Nu beide recente op de milieu - effecten betrekking hebbende rapporten voor dit gebied gelijktijdig ter visie zijn gelegd en derhalve onderhevig waren aan de mogelijkheid voor het reageren in het kader van de inspraak zijn wij, anders dan Mega hierover in haar zienswijze aangeeft, van mening dat hiermede is voldaan aan het gestelde in voornoemd onderdeel C van het Besluit m.e.r. Overigens merken wij op dat anders dan in de uitspraak waarnaar door Mega wordt verwezen i.e. AbRvS d.d. 27februari 2002, er in het onderhavige geval wel sprake is van een specifiek op het gebied Leeuwarden Zuid uitgevoerd milieu effect onderzoek dat door middel van de Oplegnotitie Techum nader is toegespitst op het gebied waarop het bestemmingsplan Techum van toepassing is. Het betreft hier het voor de concrete situatie van het plangebied "De Zuidlanden, plandeel Techum uitgevoerde onderzoek dat in combinatie met het MER woon- en werkgebied Leeuwarden - Zuid alle actuele informatie bevat inzake de effecten van de planologische mogelijkheden binnen voornoemd plangebied. In het navolgende gaan wij in op de overige namens Mega aangevoerde gronden Voor wat betreft de opmerking dat het abstractieniveau van het MER Leeuwarden Zuid vrij hoog is merken wij op dat dit slechts deels het geval is. Alle mogelijke scenario 's zijn binnen het totaal te ontwikkelen gebied Leeuwarden Zuid in voornoemd plan opgenomen. Hierdoor ontstaat er een goed en volledig inzicht in de bij de verschillende varianten optredende mogelijke milieu - effecten. Om evenwel inzicht te verkrijgen in de concrete situatie per gebied is besloten om dit door middel van de zgn. oplegnotities nader inzichtelijk te maken. Voor wat betreft het door Mega gestelde dat er in het onderhavige geval blijkbaar sprake is van een vrijwillig MER, doch dat dit op generlei wijze af kan doen aan de formeel bestaande m.e.r. verplichting voor dit bestemmingsplan, aangezien een afzonderlijk MER nieuwe bruikbare informatie kan genereren, merken wij het volgende op. Juist vanwege de behoefte aan voldoende actuele gegevens is gekozen voor deze systematiek waarbij naast een MER voor het gehele plangebied Leeuwarden Zuid, voor de afzonderlijk in ontwikkeling te nemen plandelen een nadere actualisatie wordt uitgevoerd ten 29

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2004 | | pagina 167