Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in
ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:
a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking
op de aanvraag zou hebben geleid, of
b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of
ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van
toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is
ingediend.
Artikel 6 Ingangsdatum
Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor kosten
van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een
tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend.
De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop
de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de
tegemoetkoming vindt plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening
is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de
datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen.
De bepaling dat een tegemoetkoming niet met terugwerkende kracht worden
verleend heeft ook betrekking op aanvragen voor een verhoging van de
tegemoetkoming in verband met een uitbreiding van het aantal uren
kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment
dat het college het besluit daartoe heeft genomen en bekend heeft gemaakt.
Artikel 7 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend.
Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de
tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar.
Hiermee wordt aangesloten op de systematiek van de Belastingdienst. Dit
betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor
een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit
is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht
heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze gedurende een bepaalde
periode een reintegratietrajeet volg of indien het kind tijdens de
tegemoetkomingsperiode de basisschool verlaat. Door de periode van
verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het
reintegratietrajeet hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de
verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen
eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen te vorderen.
Artikel 8 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming
Deze bepaling is in de verordening opgenomen om de kosten voor de gemeente
beheersbaar te houden. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in
elk individueel geval te beoordelen hoeveel kinderopvang een ouder
redelijkerwijs nodig heeft om het traject dat wordt gevolgd te kunnen
combineren met zorgtaken.
Artikel 9
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 10 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft,
wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag de gehele
tegemoetkomingperiode betreft) en in de vorm van maandelijkse voorschotten
uitbetaald
6
De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al
dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de
gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum,
gastouderbureau of bemiddelaar te doen. Deze machtiging verandert juridisch
gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt
het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum, gastouderbureau of
bemiddelaar, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van
gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te
stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.
Artikel 11 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
De ouders zijn verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode
waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de
feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Deze
feitelijke kosten zullen zij moeten aantonen middels kopieën van
bewijsstukken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend,
dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij
het college te worden ingediend. Het college heeft vervolgens acht weken de
tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode doet de gemeente
een onderzoek naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens
van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van
een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat
precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd
recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot
verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het
vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt
vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking
tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is een maximum
aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan
wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger
aantal
Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de
tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook
betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond
van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan
de subsidie lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten warvoor subsidie is verleend niet of niet geheel
hebben plaatsgevonden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie
verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een
andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben
geleid, of
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger
dit wist of behoorde te weten.
Artikel 12 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen
deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag
heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel
betaalde bedrag terugvorderen. Terugvordering is geregeld in artikel 38 WK.
Artikel 13 Inlichtingenplicht
7