(I Herijking PD V/GD V -beleid gemeente Leeuwarden 2003 2. Huidig PDV/GDV-beleid Leeuwarden Herijking PDV/GDV-beleid gemeente Leeuwarden 2003 Voorgeschiedenis Beleidsnota 1997 Op 14 april 1997 heeft de gemeenteraad de beleidsnota "PDV/GDV-ruimte binnen de verzorgingsregio van Leeuwarden en de afweging van locaties, maart 1996" vastgesteld. Dit was het eindresultaat van een voorbereidingstraject dat beginjaren '90 van start ging. Als stedelijk knooppunt kreeg Leeuwarden toen namelijk de mogelijkheid om in het kader van Rijksbeleid grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) voor niet-volumineuze goederen toe te laten. Als voorwaarde stelde het Rijk daarbij dat hiervoor wel een regionale structuurvisie aan ten grondslag moest liggen. Hieruit moest blijken dat de voorzieningenstructuur in de regio voldoende ruim was om een GDV-locatie te herbergen. Om dit te kunnen aantonen is een onderzoek uitgevoerd naar de branches waarbinnen de trend naar grootschalige vestigingen zich toen aftekende. Het onderzoek leverde voor de verzorgingsregio van Leeuwarden een beperkt aantal branches op waarvoor voldoende marktruimte aanwezig was om GDV- ontwikkeling mogelijk te maken zonder de voorzieningenstructuur in de regio op een nadelige wijze aan te tasten. Het beperkt aantal branches en de bijpassende oppervlakten zouden tot een GDV omvang voor Leeuwarden leiden die een eigen, zelfstandige locatie niet zou rechtvaardigen. Dat zou onvoldoende aantrekkingskracht geven met als resultaat dat Leeuwarden een zoveelste plek zou krijgen waar enige detailhandel zou zijn gesitueerd. Het gewenste resultaat, namelijk het versterken van de detailhandelsfunctie voor de regio, zou daarmee ook niet worden bereikt. Om tot een attractieve locatie met uitstraling voor GDV te komen, werden de volgende suggesties gedaan: Zoek aansluiting bij een bestaande detailhandelsontwikkeling met volumineus assortiment in de periferie (PDV); Zoek daarnaast naar aanvulling in de sfeer van de GDV zodanig dat de positie van de binnenstad als hoofdwinkelcentrum niet wordt aangetast. Onderzoeksresultaten Op basis van voornoemd onderzoek is vervolgens de GDV-variant Leeuwarden ontwikkeld, met de branches bruin- en witgoed, sportbranche, fiets- en autoaccessoires, speelgoed en computerbranche. Per branche zijn hierbij indicatieve oppervlakten bruto-vloeroppervlak aangegeven. In totaal 11.500 m2. Hier zijn nog enkele aanvullingen gemaakt: Voor het garanderen van de grootschaligheid is een minimumoppervlakte van 1500 m2 bruto vloeroppervlakte als eis gesteld onder het motto dat kleine winkel vloeroppervlakten passen in de binnenstad. Binnen deze hoeveelheid vloeroppervlak is het mogelijk gemaakt, uit oogpunt van het verkrijgen van voldoende massa, om voor 3000 m2 aan verplaatsers elders Stadsontwikkeling en Beheer team economie versie 29 aug. 2003 pagina 4 in Leeuwarden op solitaire locaties gevestigd, toe te laten; d.w.z. aan deze verplaatsers zijn de GDV-brancheregels niet van toepassing. Locatiekeuze voor de Centrale Voor de locatie was er te kiezen uit een drietal mogelijkheden; Spoordok, de Westrand(Businesspark) en de Centrale. Het Spoordokgebied had zijn aantrekkelijkheid vanwege de ligging direct nabij de binnenstad, maar kende veel fysieke beperkingen binnen het gebied en de fysieke afstand tot de binnenstad werd toch nog als groot ervaren. In het Businesspark zou de GDV-variant- Leeuwarden geheel op zichzelf staan en daarmee te klein zijn van omvang om daadwerkelijk extra uitstraling van Leeuwarden op het detailhandelsterrein te geven. Aansluiting bij de PDV-ontwikkeling op het terrein van de voormalige electriciteitscentrale aan de Kanaalweg had de voorkeur van de gemeenteraad. Hier was een duidelijke aanzet met 10.000 m2 PDV in de volumineuze goederen. Gezien de verbrokkeling van zaken met volumineuze goederen in de woninginrichtingssfeer over de stad, is ingezet op een concentratie van deze zaken aan het winkelplein 'De Centrale". Tezamen met de GD V-zaken zou deze winkellocatie zich als een complementaire locatie aan de binnenstad moeten ontwikkelen. Zo werd het tweesporen-beleid van de gemeente in fysieke zin vorm gegeven. Een sterk hoofdwinkelcentrum met daaraan complementair een aantrekkelijke locatie voor de grootschalige vestigingen, die in de binnenstad geen passende ruimte konden vinden. Het bestemmingsplan Kanaalweg dat beperkte mogelijkheden bood voor detailhandel naast bedrijfsbestemming werd geheel herzien en het terrein kreeg een detailhandelsbestemming voor de branches met volumineuze goederen (PDV) en voor de branches uit de GDV-variant-Leeuwarden, met daarbij een tweetal eventueel te verplaatsen solitair gesitueerde vestigingen. In het bestemmingsplan is exact omschreven wat er aan branchering kan plaatsvinden. De Centrale is als eerste locatie aangemerkt voor de meubelzaken (in bredere zin woninginrichtingzaken). Als tweede locatie is, gelet op de signalen uit de Leeuwarder markt, de westkant van Leeuwarden opgenomen. Door de aanleg van de Slauerhoffweg ontstonden daar aantrekkelijke locaties voor de vestiging van meubel-/woninginrichtingszaken, zodat een concentratie van meubelzaken aan de westkant van de stad zou kunnen plaatsvinden. Initiatieven van de Leeuwarder ondernemers in de meubelbranche zouden in die zin gehonoreerd kunnen worden. Positionering van de Centrale Bij de vaststelling van de beleidsnota in de gemeenteraad op 14 april 1997 heeft de raad besloten dat een eventuele ontwikkeling aan de westkant van de stad (op basis van initiatieven van Leeuwarder ondernemers) pas na vijfjaar aan de orde kon komen. Hiermee gaf de gemeenteraad ook duidelijk aan dat de prioriteit bij de Centrale lag en deze locatie moest gedurende de periode van vijfjaar de gelegenheid hebben om tot ontwikkeling te komen. Stadsontwikkeling en Beheer team economie versie 29 aug. 2003 pagina 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 2004 | | pagina 90