2. Beleidsbegroting
2,2 De paragraten: Financier;
2.2.4 Financiering
2.2.4.a Inleiding
Op 20 november 2000 is het treasurystatuut door de gemeenteraad vastgesteld. Het
treasurystatuut geeft de bestuurlijke infrastructuur weer voor de uitvoering van de treasuryfunctie.
De doelstellingen en kaders voor het treasurybeleid worden hierin vastgesteld. De basis voor het
treasurystatuut is de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido), die met ingang van 1
januari 2001 in werking is getreden. Een belangrijk uitgangspunt van deze wet is de bevordering
van de solide financiering en kredietwaardigheid van decentrale overheden. De primaire
verantwoordelijkheid voor een transparant en prudent financieringsbeleid ligt bij de gemeente.
Als gevolg van de dualisering van het gemeentebestuur zullen er in de loop van 2005 een aantal
wijzigingen worden doorgevoerd in bovenstaande situatie. Belangrijkste wijziging is dat het
huidige Treasurystatuut komt te vervallen. Het ontstane gat wordt opgevuld door de meest
elementaire uitgangspunten rond de financieringsfunctie te integreren in de financiële verordening
(art. 212 Gemeentewet). Daarnaast zal een nadere uitwerking van deze uitgangspunten
vastgelegd worden in een door ons college vast te stellen Financieringsbesluit.
2.2.4.b Algemene ontwikkelingen
De groei van de wereldeconomie zal terugvallen naar iets meer dan 4% in 2006.
De terugval van de internationale conjunctuur hangt samen met de geleidelijke verkrapping in de
Verenigde Staten en China, afwezigheid van fiscale bestedingsimpulsen evenals doorwerking van
de hoge olieprijs in de bestedingen.
De conjunctuur in de eurozone blijft achter bij die in andere delen van de wereld.
De verwachting is dat de groei in de eurolanden beperkt zal blijven tot 1,7%.
De inflatie zal laag blijven. De Europese Centrale Bank verwacht een inflatie over het jaar 2006
van minder dan 2%, ondanks de tegenvallende olieprijs. Dat is het gevolg van de gematigde
loonkostenontwikkeling.
2.2.4.C Uitgangspunten rente-ontwikkeling in de begroting
De verwachting is dat de rente gestaag zal oplopen vanuit haar huidige historisch gezien lage
stand. Daarom is in de begroting 2006 rekening gehouden met een percentage van 5,5 vooraan
te trekken langlopende geldleningen en een percentage van 4,5 voor kortlopende financiering.
Daarmee kan het omslagpercentage, het interne rentepercentage waarmee de rentekosten
worden omgeslagen over de diverse investeringen, worden verlaagd naar 5,25%.
2.2.4.d Renterisicobeheer
In de wet Fido is een norm gegeven voor de omvang van het renterisico. Onder renterisico wordt
verstaan de gevoeligheid van de financiële positie van de organisatie voor renteschommelingen.
Voorkomen dient te worden dat de gemeente in financiële problemen komt in het geval de rente
stijgt. Dit risico kan beperkt worden door de financieringsbehoefte zoveel mogelijk te spreiden
over de jaren heen, zodat al te grote fluctuaties van de rentekosten voorkomen worden. De mate
waarin deze spreiding aanwezig is, wordt uitgedrukt in de zogenaamde renterisiconorm.
In de renterisiconorm worden de nieuw aan te trekken leningen uitgedrukt als percentage van de
vaste schuld. In de Wet Fido is de renterisiconorm op 20% bepaald.
In onderstaande tabel wordt de renterisiconorm voor de komende jaren weergegeven.
Renterisiconorm in miljoenen euro's
(per 1 januari van het betreffende jaar)
Renterisiconorm en renterisico's vaste schuld
2006
2007
2008
2009
1a Renteherziening op vaste schuld o/g
7,2
0,0
4,2
4,7
1b Renteherziening op vaste schuld u/g
0,0
0,0
4,2
4,7
2 Netto renteherziening (1 a-1 b)
7,2
0,0
0,0
0,0
3a Nieuw aangetrokken vaste schuld (conform investeringsplanning)
30,0
9,8
8,4
9,6
3b Nieuwe verstrekte lange leningen
0,0
0,0
0,0
0,0
4 Netto nieuw aangetrokken vaste schuld (3a-3b)
30,0
9,8
8,4
9,6
5 Betaalde aflossingen
11,0
11,0
11,0
26,7
162
Z. Beleidsbegroting
2.2 De
sfen: Fin
Renterisiconorm en renterisico's vaste schuld
2006
2007
2008
2009
6 Herfinanciering (laagste van 4 en 5)
11,0
9,8
8,4
9,6
7 Rente risico op vaste schuld (2+6)
18,2
9,8
8,4
9,6
8 Stand vaste schuld
9 Het normpercentage
10 Rente risiconorm (8*9/100)
174,8
20,0
35,0
193,8
20,0
38,8
192,6
20,0
38,5
190,0
20,0
38,0
11 Ruimte (10-7)
16,8
29,0
30,1
28,4
Uit voorgaande tabel blijkt dat onze gemeente ruimschoots binnen de renterisiconorm blijft.
Vooralsnog worden op dit terrein dan ook geen specifieke acties overwogen.
Blijft de vaste schuld ruimschoots binnen de risiconorm, dit zal eveneens het geval zijn met de
vlottende schuld. Bij een begrotingsomvang van 343,3 min bedraagt de toegestane
kasgeldlimiet 8,5% van dit bedrag ofwel 29,2 min. Dit is het maximale bedrag dat met kort geld
mag worden gefinancierd. Het aantrekken van langlopende leningen zal bij de verwachte rente
ontwikkeling niet eerder geschieden dan op het moment dat de kasgeldlimiet nagenoeg bereikt
wordt.
2.2.4.e Kredietrisicobeheer op verstrekte gelden
Van de uitgezette gelden kan het volgende overzicht worden gegeven.
verstrekte geldleningen x 1 min
Risicogroep
Met/zonder
Restant-schuld in
Restant-schuld in
(hypothecaire)
euro's op
euro's op
zekerheid
01.01.2005
01.01.2006
Woningcorporaties met garanties WSW
Zonder
34,7
33,2
Overige toegestane instellingen (volgens de
Zonder
37,4
36,1
Wet Fido)
Totaal
72,1
69,3
Gezien het feit dat voor de leningen aan de woning-corporaties het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw garant staat en de overige leningen ondergebracht zijn bij ondernemingen met een
goede kredietwaardigheid kan het risico als minimaal worden beschouwd.
Voorts zijn er nog voor ruim 36,1 min leningen aan en aandelen in op afstand gezette bedrijven
welke voorheen tot de gemeente behoorden dan wel voortvloeien uit gemeentelijke activiteiten.
Informatie over deze bedrijven is opgenomen in de paragraaf verbonden partijen.
2.2.4.f Intern liquiditeitsbeheer
De betrouwbaarheid van de liquiditeitsprognoses wordt vooral bepaald door de
liquiditeitsprognoses van de investeringen. Deze worden echter sterk beïnvloed door externe
factoren, zoals milieu effect rapportages, bezwaarprocedures en dergelijke.
Bij de huidige vrij stabiele rente-ontwikkeling zijn de financiële risico's ten gevolge van
misschattingen in het investeringstempo minimaal.
163