Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007
3. INSTANDHOUDING/VERBETERING WIJKWINKELCENTRA
(SUPERMARKTBELEID).
Uitgangspunt voor het detailhandelsbeleid ten aanzien van supermarkten in Leeuwarden
is tot nu toe dat er in elke wijk een supermarkt aanwezig zou moeten zijn. Dit is van
belang voor de leefbaarheid van de woonwijken. Het is tot nu toe gelukt om, op basis
van dit vigerend detailhandelsbeleid en het daarop afgestemde planologisch beleid
(bestemmingsplanvoorschriften), een redelijke spreiding over de stad van
supermarktvoorzieningen c.q. wijkcentra voor dagelijkse boodschappen in stand te
houden.
De supermarktoorlog van de afgelopen jaren heeft echter de concurrentieverhoudingen
aangescherpt en zet de winstgevendheid van sommige winkelformules onder druk. De
trend tot schaalvergroting heeft zich verder doorgezet en leidt tot extra vraag vanuit de
markt naar meer m2 winkelvloeroppervlak per vestiging.
In de supermarkthiërarchie valt globaal volgens landelijke indelingen op basis van het
winkelvloeroppervlak (wvo) het volgende onderscheid te maken (zie bijlage):
Kleinschalige supers (tot 800 m2 wvo): met een buurtverzorgende functie voor
de kleinschalige dagelijkse boodschappen;
Middelgrote supermarkten (van 800 tot 2500 m2 wvo) met een verzorgende
functie voor wijk, stadsdeel of woonplaats;
Grote supermarkten (circa 2500 tot 4000 m2 wvo) met een functie voor de
hele stad en directe regio;
Specifieke supermarkten zoals gemakswinkels (bijvoorbeeld in stations),
discountsupers (veelal beperkt assortiment, gering comfort en laag prijsniveau)
en verkoop van levensmiddelen bij benzineverkooppunten en in avondwinkels.
Het is wenselijk om, binnen het hoofduitgangspunt van het detailhandelsbeleid dat per
woonwijk een levensvatbare supermarkt aanwezig moet blijven, in te spelen op de vraag
van de markt en een evenwichtige groei mogelijk te maken. Daarbij geldt als
gemeentelijk uitgangspunt dat de gemeente zich niet mengt in onderlinge
concurrentieverhoudingen van supermarkten, maar dat de gemeentelijke zorg er enkel
op gericht is om een supermarktvoorziening per woonwijk in stand te houden.
Wij hebben de vigerende bestemmingsplannen geanalyseerd (zie bijlage) en
geconstateerd dat de huidige planologische regeling voor supermarkten niet eenduidig
is. Sommige bestemmingsplannen begrenzen de omvang van een supermarkt door het
maximaliseren van het verkoop vloer oppervlak (wo), andere plannen geven slechts een
bouwvlak aan waarbinnen supermarkten mogelijk zijn, waarbij de beperking niet door
een vastgelegd wo, maar door de omvang van het bouwvlak wordt bepaald. Wij
hanteren in dit rapport het meer gangbare begrip winkelvloeroppervlak met de
afkorting wvo. Inhoudelijk is er echter geen verschil tussen wo en wvo. De
winkelvloeroppervlakte (wvo) is de in een winkel voorkomende oppervlakte bedoeld
voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen. Dit is in het algemeen de
6
Detailhandelsstructuwvisie Leeuwarden 2007
(inpandige) voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte inclusief die
van de etalage vitrine, toonbank- en kassaruimte.
Op basis van genoemde analyse concluderen wij dat de huidige bestemmingsplannen
maar in beperkte mate sturing kunnen geven aan de gewenste omvang van
supermarkten.
Vanuit het detailhandelsbeleid is het wenselijk om voor nieuwe bestemmingsplannen
en voor de beoordeling van vrijstellingsverzoeken afspraken te maken over de
toelaatbare omvang van supermarkten.
Wij sluiten daartoe aan bij voornoemde landelijke indeling van supermarkten en laten
voor alle woonwijken een middelgrote supermarkt toe waarbij de toegelaten omvang
afhankelijk wordt gesteld van de huidige situatie.
Omwille van de duidelijkheid willen we deze medewerking verankeren in bijgesteld
detailhandelsbeleid. In dit kader wordt voortaan als beleidsregel vastgelegd, dat een full
servicesupermarkt met een wijkverzorgende functie onder voorwaarden tussen de 800
en 2500 m2 winkelvloeroppervlakte (wvo) mag omvatten. In geval van
bestemmingsplanwijzigingen of vrijstellingsverzoeken wordt vanuit het
detailhandelsbeleid bij de kleinere supermarkten op buurtniveau een uitbreiding tot
maximaal 1000 m2 wvo toelaatbaar geacht. Voor wijkverzorgende supers geldt een
maximumnorm van 1500 m2 wvo. Dit allemaal zonder de verplichting tot
distributieplanologische onderbouwing. Bestaande supermarkten, die al groter zijn dan
1500 m2 wvo staan wij normatief een uitbreidingspercentage van hooguit 10% toe voor
zover het maximum van 2500 m2 wvo niet wordt overschreden. In aanvulling hierop
geldt voor wijkcentra met een stadsdeel- c.q. regiofunctie als randvoorwaarde een
maximaal totaalvolume van 3500 m2 wvo voor de levensmiddelenbranche in betreffend
wijkcentrum (Bilgaard en Cambuurplein). Gelet op de omvang van de wijk
Camminghaburen geldt daar een maximum van 3000 m2 voor het totale volume in de
levensmiddelenbranche in het wijkwinkelcentrum. Voor de solitaire supermarkten geldt
eveneens een individuele toelaatbaar geacht maximumoppervlakte gelet op de
bijzondere autonome bovenwijkse, stedelijke of regionale positie. Dit is maatwerk per
locatie. De voornoemde hiërarchie in supermarkten is concreet naar locaties vertaald en
weergegeven in een bijlage met kaartbeeld.
Samengevat wordt de volgende regeling voor supermarkten voorgesteld waarbij een
onderscheid wordt gemaakt naar hiërarchie verzorgingsfuncties in de volgende
categorieën:
buurtniveau: tot 1000 m2 wvo
wijkniveau: tot 1500 m2 wvo;
wijkcentra met stadsdeelfunctie: maximaal 3500 m2 wvo voor het totale
winkelcentrum;
stedelijk/regionaal: maatwerk, waarbij in principe maximaal 2500 m2 wvo per
winkellocatie wordt toegelaten. Incidenteel kan gemotiveerd medewerking
worden verleend aan een winkelgrootte boven de 2500 m2 wvo mits er sprake
van een regionale functie.
Hierbij geldt overigens wel als beperking dat bovengenoemde spelregels, vanuit het
detailhandelsbeleid voor uitbreidingen van supermarkten, in de praktijk uitsluitend
toelaatbaar kunnen zijn indien deze ook ruimtelijk inpasbaar zijn en er voldoende
parkeervoorzieningen aangelegd kunnen worden.