29. 4. Aanlegvergunningen
29. 4.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te
voeren:
a. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 50 cm. over
een oppervlak van 50 m2 en meer;
b. het aanbrengen van een gesloten verharding op paden en wegen
met een grotere breedte dan 3,00 m;
c. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen.
29. 4. 2. Het in lid 29.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op
werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
dit plan;
c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van
openbare nutsvoorzieningen.
29. 4. 3. De in lid 29.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
landschappelijke waarden van het gebied.
29. 5. Gebruiksvoorschriften
29. 5. 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te
laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze
bestemming.
29. 5. 2. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in
lid 29.5.1. wordt in ieder geval gerekend:
a. het aanbrengen van opgaande beplanting, indien de gronden op de
kaart zijn voorzien van de aanduiding "zichtzone";
c. het storten van afval;
d. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken)
voer-, vaar- of vliegtuigen;
e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van
seksinrichtingen.
29.5.3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 29.5.1. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet
door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Blad 14
Blad 15