Maatregelenverordening Wet werk en bijstand
c. Derde categorie:
1. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;
2het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college
aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in
artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de
wet, waaronder begrepen sociale activering;
3. het zich niet houden aan de verplichtingen welke zijn opgelegd op
grond van de Wet inburgering nieuwkomers
d. Vierde categorie:
1. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;
2het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde
arbeid.
Artikel 11
De hoogte en duur van de maatregel
1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:
a. vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen
van de eerste categorie;
b. tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen
van de tweede categorie;
c. twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij
gedragingen van de derde categorie;
d. honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij
gedragingen van de vierde categorie.
2. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld,
indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van
een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt
aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een
besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het
besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in
artikel 7, tweede lid van deze verordening.
3Lid 2 wordt opnieuw toegepast indien binnen 12 maanden na bekendmaking
van een besluit waarin een maatregel is opgelegd voor de 2e of volgende
verwijtbare gedraging een maatregel is opgelegd (recidive op recidive)
Artikel 12
Te laat verstrekken van gegevens
1. Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de
wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de
verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door
het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, doch pas tijdens de
hersteltermijn, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een
maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een
maand, onverminderd het gestelde in artikel 3, tweede lid van deze
verordening
2. De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich
binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een
maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als
verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een
maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te
zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 7, tweede lid
van deze verordening ook artikel 11, derde lid van deze verordening is
van overeenkomstige toepassing.
3Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan
met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien de informatie
alsnog tijdens de hersteltermijn wordt verstrekt, tenzij het niet of
niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een
Raadsbesluit 131004, nr. 19442. Bekendmaking 201004
Maatregelenverordening Wet werk en bijstand
periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de
belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 13
Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de
bij stand
1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht
bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of
tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel
afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
2. Onverminderd het gestelde in artikel 3, tweede lid van deze verordening
wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:
a. bij een benadelingsbedrag tot 1000,-: 10% van de bijstandsnorm
gedurende een maand; bijstandsnorm gedurende een maand,-
b. bij een benadelingsbedrag van 1000,- tot 2000,-: 20% van de
bijstandsnorm gedurende een maand,-
c. bij een benadelingsbedrag van 2000,- tot 4000,-: 40% van de
bijstandsnorm gedurende een maand;
d. bij een benadelingsbedrag van 4000,- of meer: 100% van de
bijstandsnorm gedurende een maand.
3. Een maatregel wordt niet opgelegd zolang het openbaar ministerie een
aangifte ter zake van een strafbaar feit onderzoekt, verband houdende
met het niet nakomen van de verplichting van artikel 17 van de wet
4. Een maatregel blijft definitief achterwege als ter zake van de aangifte
tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het
onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het
recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het
Wetboek van strafrecht.
Artikel 14
Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor
de bijstand
1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht
bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte
of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel,
onverminderd het gestelde in artikel 3, tweede lid vijf procent van de
bijstand gedurende een maand.
2Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden
afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke
waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke
waarschuwing is gegeven.
Artikel 15
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
1. Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond
als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel
opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als
gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
2. Onverminderd het gestelde in artikel 3, tweede lid van deze verordening
wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:
a. bij een periode van 3 maanden of korter: 10% van de bijstandsnorm
gedurende een maand;
Raadsbesluit 131004, nr. 19442. Bekendmaking 201004