Zuiderburen - Welstandsrichtlijnen 2® fase
December 2002
OMSCHRIJVING VAN DE BEGRIPPEN
Algemeen
Thema
Sfeerbeschrijving per straat, zone of bebouwingsgroep
Gradatie
De mate waarin de woningen de in de rubriek aangegeven
beeldcomponent uitdrukken bepalendoverwegend, gevarieerd)
Hiermee wordt de mate van samenhang of juist verscheidenheid in
het straatbeeld bepaald.
De beeldcomponenten
Plaatsing
Onderlinge positie
De plaatsing van de bebouwing ten opzichte van de rooilijn
(codering: in de rooilijn, binnen een marge, onbepaald)
Onderlinge afstand
De mate van geslotenheid van de straatwand (codering: gesloten,
half open, open)
Richting
Plaatsing van de bebouwing ten opzichte van de straat: dit is
vaak de nokrichting (codering: langs, dwars, onbepaald)
Hoofdvorm
Bebouwingscontour
De vorm van de bebouwing aangeduid met het aantal bouwlagen en
de kapvorm.
Massaopbouw
De mate van samengesteldheid van de bouwmassa alsmede de
hoogte-breedteverhoudingen (codering: enkelvoudig,
samengesteld, rijzig e.d.).
Relatieve omvang
De afmetingen (met name de breedte) van de hoofdmassa van een
woning of van een schakeling van woningen in relatie tot de
overige woningen in een straat (codering: klein, middelgroot,
groot, zeer groot)
Vormbehandeling
De modellering, belijning van met name de contour van de
bebouwing (codering: kantig, hoofdzakelijk kantig, vloeiend)
Aanzichten
Gerichtheid
De gezichtsbepalende zijde van de woning (codering:
georiënteerd op de straat, op de achterzijde e.d.).
Geleding
Het beeldbepalende accent in de gevelindeling (codering:
horizontaal, verticaal, evenwichtig, figuratief)
Compositie
De vorm en indeling van de open en gesloten vlakken met name
aan de straat of andere openbare ruimte (codering:
traditioneel, gestileerd, geschakeerd, evenwichtig)
Opmaak
Materiaal
De materialen van gevels en daken.