Toeslagenverordening Wet werk en bijstand
Toelichting
Algemene toelichting
1. Norm, toeslag en verlaging.
Evenals in de Algemene Bijstandswet (Abw) kent de WWB voor de vaststelling
van de algemeen noodzakelijke bestaanskosten een systeem van basisnormen,
met toeslagen en verlagingen.
In Hoofdstuk 3 (artikel 2 0 tot 30) van de WWB worden de landelijk
basisnormen vastgesteld, alsmede de verplichting van het college in
voorkomende gevallen de norm te verhogen met een toeslag, respectievelijk
de mogelijkheid verlagingen toe te passen.
De drie basisnormen van 21 tot 65 jaar bestaan uit:
gehuwden 100% van het wettelijk minimum loon
gehuwdennorm
alleenstaande ouders: 70% van het wettelijk minimum loon
gehuwdennorm
alleenstaanden 50% van het wettelijk minimum loon
gehuwdennorm.
In tegenstelling tot de Algemene bijstandsverordening, wordt hierna niet
gesproken van wettelijk minimum loon maar gehuwdennorm.
De toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders bedragen op grond
van art. 25 WWB maximaal 20% van de gehuwdennorm, zolang de noodzakelijke
bestaanskosten niet of niet geheel met een ander kunnen worden gedeeld.
De uitkering bedraagt in dat geval:
voor alleenstaande ouders 90% van de gehuwden norm;
voor alleenstaande 70% van de gehuwden norm.
De toeslag voor de alleenstaande en alleenstaande ouder kunnen lager worden
vastgesteld, als de noodzakelijke kosten van het bestaan geheel of
gedeeltelijk met een ander kunnen worden gedeeld.
Het college is hiertoe niet verplicht en kan vaststellen dat met
schaalvoordelen bij samenwonen, geen rekening wordt gehouden.
Budgettaire overwegingen mogen bij het vaststellen van de toeslag geen rol
spelen.
Van deze beleidsruimte is gebruik gemaakt in de volgende situaties, met
toepassing van artikel 26 en volgende van de WWB:
het kunnen delen van de kosten met een ander, bij alleenstaande(ouder)en
gehuwden
lagere bestaanskosten vanwege de woonsituatie;
bij de 21 of 22 jarige leeftijd.
Evenals onder de Algemene bijstandswet, is geen gebruik gemaakt van
mogelijkheid genoemd in artikel 28 WWB, verlaging toe te passen vanwege het
recentelijk beëindigen van een studie. Deze verlagingen zijn uitgewerkt in
de artikelen 5 tot en met 7 van deze verordening. Verder is afgezien van
verlaging voor 18,19 en 2 0 jarigen.
2. De Toeslagenverordening.
In artikel 8 lid 1 onder c en artikel 30 WWB is geregeld dat de
gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën
en op grond van welke criteria de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd.
Het door het college voorgestane beleid ten aanzien van de toeslagen moet
dus worden vastgelegd in de Toeslagenverordening en vastgesteld door de
gemeenteraad, opdat het college het beleid kan uitvoeren.
Raadsbesluit 131004, nr. 19442. Bekendmaking 201004
Toeslagenverordening Wet werk en bijstand
Artikel 3 0 WWB gaat er van uit dat de Toeslagenverordening een categoriaal
karakter moet hebben.
Het is daarom niet nodig alle situaties uitputtend te regelen.
In bijzondere situaties heeft het college op grond van artikel 18 lid 1 WWB
steeds de bevoegdheid individualiserend de toeslag vast te stellen.
Bij het afbakenen van de categorieën is steeds getracht te komen tot in de
praktijk eenvoudig te hanteren criteria en is gekozen voor een forfaitaire
benadering, zoals die ook gold voor de Algemene bijstandsverordening.
Dezelfde percentages en kortingen zijn aangehouden.
Hiervoor is gekozen, omdat in 1996 deze percentages zijn berekend aan de
hand van een aantal criteria en kengetallen, afgeleid van cijfers van het
Nibud
Op grond hiervan is toen vastgesteld welke schaalvoordelen samenwonen in
diverse situaties oplevert.
Er zijn geen aanwijzingen dat zich hierin belangrijk verschuivingen hebben
voorgedaan
In deze Toeslagenverordening wordt, naast toeslagen, invulling gegeven aan
alle verlagingen die de WWB mogelijk maakt, behoudens die voor
schoolverlaters
In de Algemene bijstandsverordening was dit reeds het geval en er is geen
reden daar op terug te komen.
Niet gesteld kan worden dat de noodzakelijke bestaanskosten van
schoolverlaters lager zijn dan niet schoolverlaters.
Studenten hebben andere faciliteiten en veelal een bijbaantje tijdens de
studie
Eenvoudigheidshalve is ook de werking van de verordening beperkt tot
belanghebbenden van 21 jaar tot 65 jaar, hoewel de WWB de mogelijkheid
biedt de om verlagingen toe te passen op 18,19 en 20 jarigen, (zie ook de
Toelichting artikel 3)
3. Berekening toepasselijke bijstandsnorm
In de Abw was voorgeschreven dat, in gevallen waarin zowel de basisnorm als
de toeslag worden verlaagd, de toeslag met voorrang verlaagd diende te
worden.
Omdat dit, vanwege veranderde financieringsstructuur, niet meer uitmaakt,
is dit voorschrift in de WWB vervallen.
Voor toepassing van de leeftijdsverlaging maakt dit echter wel uit.
Omdat noch uit de wettekst, noch uit de Memorie.van toelichting kan worden
opgemaakt dat de wetgever heeft beoogd de leeftijdsverlaging een zwaarder
gewicht te geven, blijft het bij voorrang toepassen van de verlaging op de
toeslag de aangewezen volgorde.
In de praktijk leidt dit overigens alleen bij een combinatie van verlaging
wegens woonsituatie en leeftijdsverlaging tot verschillende uitkomsten.
Bovenstaand in acht nemend kan de hoogte van de uitkering algemene bijstand
voor personen van 21 tot 65 jaar als volgt worden berekend:
basisnorm
alleenstaande (ouders)de toeslag
of
gehuwden: korten wegens het delen van de woning met anderen;
korten: wegens woonsituatie en leeftijd (21/22 jaar)
De uitkomst van deze berekening laat een eventueel aan de orde zijnde
afstemming van de bijstand bij wijze van individualisering onverlet
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripbepalingen
Raadsbesluit 131004, nr. 19442. Bekendmaking 201004
5