2. BEDRIJFSGERICHTE GEBIEDSVERBETERING
In juni 2007 heeft het Kabinet ingestemd met het voorstel voor de Experimentenwet
Bedrijfsgerichte Gebiedsverbetering (BGV). De invulling is nog niet volledig duidelijk,
want de tekst van het wetsvoorstel wordt pas openbaar bij indiening bij de Tweede
Kamer (het wetsvoorstel is inmiddels wel voor advies naar de Raad van State gestuurd).
Maar de contouren zijn op hoofdlijnen al wel bekend, en lijken interessant. BGV kan een
geschikt instrument zijn om het iokaie ondernemingsklimaat en de leefbaarheid en
veiligheid van bedrijveniocaties te verbeteren.
Deze Experimentenwet maakt een beperkt aantal experimenten mogelijk (maximaal 36).
Het streven is de experimenten, na een selectieprocedure, in 2008 van start te laten
gaan. De Experimentenwet loopt tot 1 januari 2014. Voor 1 juli 2012 vindt een evaluatie
plaats en wordt besloten over een eventuele definitieve wet. De Kamers van Koophandel
doen de selectie (volgens_de_h.uidige-p!anning-in-de-l— he!ft-2QQ8-)—I-n-s!k-va-n-fip-l-?-lfr"K-
gebieden kunnen dan maximaal 3 experimenten van start gaan. Bij de selectie zal onder
andere worden gelet op de concreetheid van de initiatieven, het draagvlak onder de
betrokken ondernemers en de bereidheid van de gemeente om de BGV te faciliteren
(BGV-bijdrage innen, dienstenniveau afspreken).
De wet maakt het mogelijk dat ondernemers kunnen experimenteren met gezamenlijke
investeringen om de bedrijfsomgeving aantrekkelijker en veiliger te maken. Het gaat om
activiteiten als bijvoorbeeld gezamenlijke inhuur van surveillancediensten,
camerabewaking, bewegwijzering, verkeersvoorzieningen, groenvoorziening, verlichting
of de verwijdering van graffiti.
Een BGV-zone is een afgebakend gebied waarbinnen ondernemers gezamenlijk
investeren in de kwaliteiten veiligheid van hun bedrijfsomgeving. Op initiatief van
ondernemers kunnen gemeenten overgaan tot het instellen van een BGV-zone in een
bepaald gebied. Ondernemers stellen daarvoor als vereniging of stichting een plan van
aanpak op met bijbehorende begroting. Als de meerderheid van de ondernemers in het
voorgestelde gebied instemt, zorgt de gemeente voor de inning van de bijdrage van alle
ondernemers in de BGV-zone. Deze inkomsten komen ten goede aan de vereniging of
stichting, die daarmee de afgesproken activiteiten uitvoeren.
In een brief aan de Tweede Kamer (februari 2007) heeft de toenmalige staatssecretaris
aangegeven, na gesprekken met MKB-Nederland en VNO-NCW, dat experimenten met
BGV moeten voldoen aan onder andere de volgende voorwaarden:
1. Het initiatief voor een BGV ligt bij de ondernemers en/of andere private
partijen. Ondernemers besluiten over de start en activiteiten van de BGV en de
inzet van de middelen.
2. Een BGV is voor aanvullende activiteiten ten opzichte van de diensten van de
gemeente. De initiatiefnemers maken met de gemeente afspraken welk
serviceniveau de gemeente levert in relatie tot de BGV. De gemeente dient
zich minimaal te committeren aan dit serviceniveau voor de duur van de BGV.
3. Het hoofddoel van een BGV is "schoon, heel en veilig".
4. Een BGV dient zowel het publieke belang in zijn algemeenheid als de belangen
van de betrokken ondernemers. Vanuit die gedachte moeten zowel de
ondernemers als de gemeente bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de
doelstellingen van de BGV.
5. Voor de financiering van de BGV moet ook gekeken worden naar bestaande
fondsen die ondernemers al hebben gecreëerd, bijvoorbeeld bij
bedrijfsschappen en Kamers van Koophandel.
4
6. Een BGV kan alleen ingesteld worden als er aantoonbaar draagvlak is onder de
ondernemers op de bedrijvenlocatie die tot uitdrukking komt in een dubbele
meerderheid: 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen moet voor zijn. Deze
voorstemmen moeten daarbij gezamenlijk meer WOZ-waarde
vertegenwoordigen dan de tegenstemmen. Hierbij geldt een minimale opkomst
van 1/3 van het totaal aantal ondernemers.
7. Er worden procedurele eisen aan de stemming gesteld, zoals extern en
onafhankelijk toezicht.
8. De organisatie van de BGV moet transparant en kostenefficiënt zijn en
verantwoording afleggen aan de ondernemers in de BGV.
9. BGV's hebben een beperkte duur (maximaal vijfjaar). Om de BGV te
verlengen moet de procedure herhaald worden (een nieuw plan en een nieuwe
stemming).
Voorstel is dat het college van B&W op korte termijn in overleg met de
^edrijvenv&reniging-DeHemrikcnderzceki-ofermogelijkiiedenzijiirorrrop
bedrijventerrein De Hemrik een experiment met Bedrijfsgerichte
Gebiedsverbetering (BGV) uit te voeren. En als het haalbaar en wenselijk lijkt,
daarover vervolgens overleg te voeren met de Kamer van Koophandel, die de
selectie van de experimenten doet.
3. VERROMMELING EN ONDERHOUD
Als bedrijventerreinen niet meer in ontwikkeling zijn ofwel er geen uitgifte van kavels
meer plaats vindt (hetgeen feitelijk op bedrijventerrein De Hemrik het geval is), vindt er
vaak verrommeling plaats, en wordt het onderhoud vaak minder (ook van de bedrijven).
Verrommeling leidt bovendien vaak tot meer verrommeling.
Op het noord-oostelijke deel van bedrijventerrein De Hemrik is dit jaren geleden al
begonnen, rondom een aantal functies aldaar. Er wordt echter ook steeds meer illegaal
gebruik gemaakt van de openbare ruimte voor opslag. Er vindt feitelijk weinig tot geen
handhaving plaats. Verder zijn kavels verkocht aan ontwikkelaars waarop nog niet
gebouwd is en dus braak liggen, ondanks een bouwverplichting, en die slecht
onderhouden worden.
5
Foto: verrommeling op bedrijventerrein De Hemrik