BELEIDSPLAN WMO 2008-2011
doel: jongeren vertrouwd te maken met kunst en cultuur; een dagelijks aanbod te stimuleren van sport en
beweging op en rond de scholen en om sportverenigingen in te zetten voor onderwijs, naschoolse opvang en
de wijk.
Integratiebeleid is een rode draad door alle doelgroepen en prestatievelden van de Wmo.
Belangrijk is bijvoorbeeld prestatieveld 1, waarbij het streven gericht is op wederzijdse integratie.
Dat wil zeggen dat allochtone én autochtone inwoners hun best doen om met elkaar in contact te komen en
elkaar te begrijpen. Soms lukt dat al heel goed, soms zijn extra initiatieven nodig.
Bij andere onderdelen van de Wmo gaat de aandacht vooral uit naar kwetsbare groepen en individuen. Als
dat nodig is wordt daarbij voor allochtonen specifiek beleid ontwikkeld. Bij alle prestatievelden van de Wmo
zal aandacht worden gevraagd voor de wensen en behoeften van allochtonen. Immers, bij autochtonen én
allochtonen gaat het erom dat de vraag centraal staat (in plaats van het aanbod). Soms is die vraag heel duide
lijk, soms moet die actief worden opgespoord omdat mensen niet weten waar of hoe ze hun vraag moeten
stellen.
Een hulpmiddel bij het vormgeven van integraal beleid door alle beleidsterreinen heen is het denken in 'ke
tens' zoals in de Leeuwarder Wmo- pilot geschets is met de "woon- en "participatieladder".
2.5 Financieel kader
De Wmo is een open-eind-regeling, hetgeen betekent dat sowieso hulp bij het huishouden, of de woningaan
passing of het PGB moet worden geleverd ook al is het geraamde budget voor het betreffende jaar niet toe
reikend. De wettelijke compensatieplicht is het leidend uitgangsprincipe voor de toekenning, op basis van een
objectief indicatiesysteem met als grondslag het ICF (internationaal geclassificeerd functiebeperkingen sys
teem). Bij de invoering is door het ministerie toegezegd dat het budget voor de Hulp bij het Huishouden
"schoon aan de haak" overgaat naar de gemeenten en het budget meegroeit met de toenemende vraag als
gevolg van de vergrijzing. Vanaf 2008 wordt dit budget toebedeeld op basis van een objectief verdeelmodel.
Dit model pakt tot nu toe gunstig uit voor de gemeente Leeuwarden. Ook de uitvoering tot nu toe in 2007 laat
een financieel gunstig beeld zien. Of dit in de toekomst zo blijft is nooit met zekerheid te zeggen. De budget-
toedeling door het rijk blijft een financieel risico naast het feit dat een open-eind-regeling naar de aard van de
regeling altijd een risico met zich mee brengt.
2.6 Speerpunten voor de praktische uitwerking
Het geschetste beleid en de maatschappelijke context leiden tot de volgende speerpunten voor de praktische
uitwerking bij de prestatievelden:
1Lokaal Sociaal (economisch) Beleid voor en door alle inwoners van Leeuwarden
2. inclusief beleid, voortbouwend op de bestaande sociale infrastructuur
3. beleidbepaling door gemeente, uitvoering door derden (conform art. 10 Wmo)
4. eigen verantwoordelijkheid van de burger
5. geen eigen bijdragen (m.u.v. hulp bij het huishouden vanwege koppeling met AWBZ)
6. voorkomen is beter
7. compensatie beginsel, maatwerk
8. vraagsturing (uitgaande van het vraagpatroon van de burger: "no wrong door"
9. keuzevrijheid
10. éénmalige gegevens uitvraag "ask once, use many")
11innovatief
12. regie voeren hoort bij de lokale overheid
13. gedempte13 marktwerking
14. rationele uitvoering met zo min mogelijk bureaucratie (Leeuwarder APK model)
3 De voordelen van marktwerking (keuzevrijheid) slim combineren met het vooraf elimineren van de nade
len (discontinuïteit van de hulpverlening, en leveranciers verleiden diensten onder de kostprijs te leveren)
- 16-
BELEIDSPLAN WMO 2008-2011
Het uitgangspunt dat degenen die al hulp of een voorziening hadden onder de AWBZ en de WVG, bij de
invoering van en de overgang naar de Wmo er niet op achteruit mogen gaan is door ons gewaarborgd. Het
wettelijk overgangsrecht voor degenen die op 31 december 2006 onder de bepalingen van de AWBZ en de
WVG vielen en wettelijk tot eind 2007 geldt, wordt door ons in de planperiode (2008-2011) doorgezet.
Een ander belangrijk uitgangspunt is de beleidsregel dat mantelzorg niet in de plaats mag komen van profes
sionele zorg, dit is in de Beleidsregels Wmo opgenomen die in 2006 zijn vastgesteld in het kader van de
overheveling van de hulp bij het huishouden.
Deze speerpunten zijn terug te vinden bij de uitwerking van de verschillende prestatievelden.
2.7 Conclusie
In dit hoofdstuk is geschetst welke visie en ambitie ten grondslag liggen aan dit beleidsplan. De kem is: ie
dereen doet mee in Leeuwarden. De gemeente stimuleert, schept randvoorwaarden, regisseert verbindingen
en biedt een vangnet waar dat nodig is. In de volgende hoofdstukken is op basis van deze uitgangspunten dit
per prestatieveld weergegeven.
De visie en ambitie van het Wmo-beleid samengevat:
Het leveren van zorg-) ondersteuning
op maat
integraal
uitgaande van zelforganiserend vermogen van de burger
met nieuwe, innovatieve ondersteuningsarrangementen
in de eigen leefomgeving
binnen nieuwe financiële kaders.
- 17-