-1.851.2 B
07-2 H u i z u m, 1^ December 1946.
Onderwerp
flJTJ'AARLIJKSCHE APRSKENING
3XPL01TATI2VERG0SDING BIJ
ZONDERE LAGERE SCHOLEN
Kortgeleden werd de gemeente-rekening over 1942
door de Gedeputeerde Staten dezer provincie vastgesteld. Deze
vaststelling bracht geen wijziging in de oorspronkelijke cijfers
en daarmede werd he t besluit van den Burgemee ster waarnemende
de taak van den gemeenteraad dd. 30 Augustus 1943 definitiof
Dit besluit, genom^n krachtens het tweede lid van artikel 55
ter dc-r Lager Onderwijswet 1920, bohelsde.
le. de vaststelling van het totaal der uitgaven, door de gemeente
gedaan, ten behoeve van het openbaar lager onderwijs, al s bo-
doeld in artikel 55, onder e tôt on met h en o van genoomdo
wet, alsmede de kostcn van instqndhouding -de z.g.n. matcri-
eele cxploitatiekosten- over de jaren 1938 t/m 1942?
2e. het totaal bedrag, dat in verband met het aantal lcorlingcn
voor die vijf jaren telkenjare bij de begrooting beschikbaar
was gesteld en
3ede overschrijding van la?tstbedoeld totaal door de gezamcnlij-
ke wcrkelijk gedane uitgaven in die vijf jaren.
Aangezien de werkelijke uitgaven hooger zijn geweest dan he t-
geen beschikbaar werd gesteld, moe t de vergoeding per leerling
over het jaar volgende op dat, waarin de definitieve vaststclling
heeft plaata gehad, voor de bijzindere scholen dienovereenkomstig
worden vcrhoogd. Dit beginsel is neergelegd in het vierde lid van
artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920 en werd destijds door de
Regeering als volgt toogelicht; "Indien de kosten van de openbar^
scholen niet zij-ii gebleven binnen de daarvoor beschikbaar gesteld..
bedragen, daarentegen die der bijzondere scholen wol5 is het red^
lijk en in overeensteraning me t de financieele gelijkstelling dat
deze laatste in dè nieuwe vijfjarige période een evenredig hoogere I
vergoeding zullen ontvangen? de uitgaven voor onderhoud van ge-
bouwen van de openbare en bijzondere scholen kunnen immers in een
bepaalde période zee r verschillen? in de eene période vergen de
openbare scholen veel aan onderhoud, in een volgende wellicht de
bijzondere scholen."
De hierbedoelde verhoogtag van de vergoeding ex art. 101 van
meergenoemde wet houit derhalve geen verband met de omstandigheid
dat de werkelijke uitgaven van de bijzondere scholen meer of min-
der hebben bedragen dan de ontvangen vergoedingen. Geheel los
hiervan wordt bij aanwezigheid van een bedrag der overschrijding
over een vijfjarig tijdvak de vergoeding verhoogd.
Wc 1 is het feit, dat de werkelijke uitgaven over een vijfjarig
tijdvak meer hebben bedragen dan de ontvangen vcrgoedingcn van
belang in verband met het achtste lid van artikel 101 der Lager
OnderwijswetWant hebben de bijzondere schoolbesturen meer uit
gaven gedaan dan door do gemeente werden vergoed, dan kunnen die
hoogere kosten over het afgeloopen vijfjarig tijdvak worden bcetre-
uit de vergoedingen over het volgende tijdvak en wel tôt ee
maximum bedrag per leerling der overschrijding van de openbare la-
gere scholen.
In bove naangehaald besluit van den Burgemee s ter dd. 30 Augustus
1943 werd het bedrag der overschrijding per leerling van de open
bare lagere scholen vastgesteld op f 2,28.
Aan
den Raad.
Het