Lindeboom als de gemeente voor betaling van deze aflossing gekwe-
ten zijn, als de uitbetaling der uitkering ineens aan de Bouwkas
heeft plaats gehad en wel ten hoogste tôt het bedrag dezer uit
kering;
b. indien de gemeente op grond van deze overeenkomst als borg tôt
betaling wprdt ^erplicht en derhalve in de rechten van de bouwkas
is getreden, verleent de Bouwkas haar nu voor als dan de bevoegd-
heid om desgewenst tôt executie van het onderpand over te gaan,
onder gebondenheid van de gemeente om uit de opbrengst van hot
onderpand in de ecrste plaats te voldoen de bodragen wegens hoofd-
som, rente en kosten, welke de Bouwkas ten tijde van de oxecutio
terzake van bovenomschreven hypothécaire lening van Lindeboom
heeft te vorderen en zo deze opbrengst niet toereikend mocht zijn
hot ontbrekcndo ter voldoening aan de uit de gegeven garantie
voortvloeiendo verplichtingen tcgelijkortijd aan de Bouwkas te
voldoen;
de gemeente doet afstand van hot voorrecht van uitwinning door
de wet aan de borgen toegekend, alsmedc van de in artikol 1887
van het Burgerlijk Wotboek aan borgen verleende bevoegdheid.
d. de bouwkas heeft zorg te dragen, dat het pand waarvoor de te
garanderen geldloning rordt aangegaan, tijdcnè de duur van do
overeenkomst zodanig tegen brandschade is en blijft verzekerd,
dat de kosten van herbe ut; of restauratie, zolang de gemeente
garant is, verplicht wordt gesteld, volledig worden betaald door
de verzekeringsmaatschappij
Nader vastgesteld door de Raad voornoemd in zijn
openbare vergadering van 6 Januari 1949.
,Voorzitter,
Secre taris.