zoals deze laatstelijk door de Minster van Wederopbouw en Volkshuisves- zijn vastgesteld, en waarvan de gemeente de tijdige betaling onder meer van deze rente heeft gegarandeerd, zullende derhalve zowei de bouwspaar der als de gemeente voor betaling van deze rente gekweten zijn, als de uitbetaling der bijdrage aan de Bouwkas heeft plaats gehad, en wel jaar- lijks ten hoogste tôt het bedrag der uitbetaalde bijdrage, zulks met dien verstande, dat de jaarlijkse bijdrage in de eerste plaats wordt aangewend voor voldoening van de rente der geldlening, groot f 14890.- maximaalen voor het eventueel resterende gedeelte voor de rente van de geldleninggroot f 4630.- maximaal5 b) de uitkering ineens, bedoeld in art. 14 der E.W. 1948, welke in verband met deze oversohrijving aan de Bouwkas wordt uitgekeerd, wordt door de ze, voor zoveel nodig aangewend ter (c.q. gedeeltelijkeaflossing na- mens de bouwspaarder van het bedrag der geldleningen, waarvoor de ge meente de tijdige betaling onder meer van deze aflossing heeft gegaran deerd, zullende derhalve zowel de bouwspaarder als de gemeente voor be taling van deze aflossing gekweten zijn, als de uitbetaling der uitke- 1ing ineens aan de Bouwkas heeft plaats gehad, en wel ten hoogste tôt het bedrag dezer uitkering, zulks met dien verstande, dat de uitkering ineens in de eerste plaats wordt aangewend ter aflossing der geldlening groot f 14890 maximaal en voor het eventueel resterende gedeelte voor de aflossing van de lening groot f 4630.- maximaal1 0) wanneer bij nadere beschikking van de Minister, om welke reden dan 00k, het onrendabele gedeelte der bouwkosten op een lager bedrag dan f11020.- wordt /astgesteldzal de bouwspaarder verplicht zijn op het daardoor toegenomen bedrag der rendabele kosten af te lossen op dezelfde voor- i- aarden als op het oorspronkelijke bedrag der rendabele kosten en bin- nen de dan nog resterende tijd van de voor de aflossing van het oor- spronkelijke bedrag der rendabele kosten bepaalde période de Bouwkas heeft zorg te dragen, dat het pand, waarvoor de te garande- ren geldlening wordt aangegaan, tijdens de duur van de overeenlomst zo- danig tegen brandsohade is en blijft verzekerd, dat herstel of wederop bouw volkomen door de verzekeringsmaatschappij moet kunnen worden vol- daan. Zolamg de gemeente garant is, heeft de Bouwkas zorg te dragen,dat ingeval van brand het pand hersteld of herbouwd wordt. Bij de verzekering moet het.bèding, bedoeld in. artilcel 397 van het Wet- boex van Koophandel, worden gemaakt. e) indien de gemeente op grond van deze overeenkomst aan haar verplichtin- gen als borg heeft voldaan, en derhalve in de rechten der Bouwkas is getreden, verleent de Bouwkas haar nu voor alsdan de bevoegdheid om desgewenst tôt executie van het onderpand over te gaan, onder gehouden- heid van de gemeente om uit de opbrengst van het onderpand in de eerste plaats te voldoen de bedragen wegens hoofdsom en kosten, welke de Bouw kas oen tijde van de executie terzake van de bovenomschreven hypothé caire geldleningen van de bouwspaarder heeft te vorderen en zo deze op brengst niet toereikend mocht zijn, het ontbrekendevoorzover de gege- ven garantie haar daartoe verplicht, tegelijkertijd aan de Bouwkas te voldoen f) de gemeente doet afstand van het recht van uitwinning, door de wet aan borgen toegekend, alsmede van de in artikel 1887 van het Burgerlijk 'vetboek aan borgen verleende bevoegdheid g) ,/anmcer de Bouwkas, om welke reden dan 00k, hogere leningcn aan de bouwspaarder zal verstrekken, dan de hiervorengenoemde, zal de borgtocht van de gemeente beperkt blijven tôt de hiervoren als maximum aangegeven lemngsbedragen B. aan de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting te verzoeken tôt eelneming van het Rijk in een eventueel uit de garantie van de onder A sub 1 van dit besluit genoemde geldlening ontstaan verlies tôt het in- gevolge artikel 27, lid 2, der Binancieringsregeling Woningbouw 1948 hoogst toegelaten bedrag. Vastgesteld ter openbare vergadering van de Raad der gemeente Leeuwarderadeel van Mei 1950. Secre taris ,Voorzitter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1950 | | pagina 29