- 3 - 2. Schrijven van de Gedeputeerde Staten omtrent de bezoldiging van de Wethouders, met voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit voorstel is van de volgende inhoud (bijlage 1). De heer Tolsma kan niet accoord gaan met ailes wat Burgemees ter en Wethouders hierin zeggen. Spreker vindt de bezoldiging te laag. Hij zou het advies onder de gegeven omstandighe.den nog wel kunnen accepteren, doch wanneer zich andere omstandighe den voor- doen, vindt hij de. bezoldiging niet meer in overeenstemming me de belangrijkheid van het ambt. Dikwijls moet een wethouder het gemeentebestuur in diverse functies verte genwoordigen, zegt spre ker. Wil hij op de hoogte blijven, dan moet hij yeel lectuur le- zen en er behoort daarom een bepaalde limie t te zijn. De Voorzitter zegt, dat het inconventioneel zou zijn als de wethouders met betrekking tôt hun eigen bezoldiging een bepaald voorstel deden en daarom had inderdaad van de Voorzitter van het collège verwacht kunnen worden, dat hij hiertoe het initiatief nam. Doch de ze aangelegenheid is uitvoerig met de wethouders be- sproken. Daarbij is zô geredeneerds De bezoldiging bedraagt mo- menteel f 550. wanneer wij rekenen op 40 bijeenkomsten van het collège van Burgemeester en Wethouders en nog een aantal andere vergaderingen dan is de vergoeding op plm. f 10.- per bijeenkomst te stellen. Dit kan als loondervingsvergoeding redelijk geacht worden. De vraag kan nu gesteld wordens Moet een wethouder een beloning ontvangen, die uitgaat boven het normale. Unaniem waren de leden van het collège van oordeel, dat hiervoor geen reden is a an te voeren en toen hebben de wethouders gezegd, dat de tegen- woordige bezoldiging bestendigd moost blijven. Daarbij is nog wel één bepaald punt naar voren gebracht. Stel, dat iemand tôt wet houder wordt benoemddie een functie in het maatschappelijk le- ven vervult en de werkgever zou er geen genoegen mee nemen, dat hij zijn functie bleef uitoefenen. Dan zou hij zijn wethouder- schap niet kunnen waarnemen, omdat hij hieruit een te lage bezol diging ontvangtSociaal gevoel en begrip voor de goede zaak zijn niet in geld uit te drukken, aldus de Voorzitter. De wethouders hebben naar aanleiding van de verschillende kanten van de zaak hun boven aangegeven standpunt bepaald. De heer Tolsma zegt, dat hij niet het oog heeft gehad op iemand in loondienst, doch meer aan zelfstandigen heeft gedacht. De Voorzitter licht nog toe, dat de wedden in gelijksoortige gemeenten op hetzelfde niveau liggen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad dan aan de Gedepu teerde Staten als zijn gevoelen kenbaar te maken, dat de bezoldi ging van de wethouders wat de ze gemeente betreft, niet veranderd behoort te worden. 3. Verzoek van P. Lijcklama a Nijeholt te Jelsum om een tegemoet- koming uit de gemeentekas overeenkomstig artikel 13 der Lager Onderwijswet 1920, met voorstel van Burgemeester en Wethouders. Dit voorstel is als bijlage no. 2 aan de ze notulen gehecht. De heer Poortman zegt, dat hij als Jelsumer het gezin van Lijcklama Nijeholt kent en vindt het advies van Burgemeester en Wethouders wel billijk, maar noemt het hier een bijzonder moeilijk geval. De heer de Vries neemt aan, dat Burgemeester en Wethouders wel een serieus onderzoek hebben ingesteld naar de gezinsomstandighe- den, maar wil er toch nog op wij zen, dat er 3 kinderen zijn die nadere hulp behoeven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1953 | | pagina 5