De V»orzitter is van oordeel, dat de opdrachtgever zich wel
degelijk bewust was van de noodzakelijkheid ener bouwvergunning.
De heer Tolsma heeft met zijn bewering willen aantonen, dat
de opdrachtgever er veelal de dupe van wordt als hij er op ver-
trouwt, dat de timmerman de zaak in orde zal brengen. Hoe komt
het, vraagt spreker, dat er nog zoveel dingen bij boerderijen
gebouwd worden?
De Voorzitter is van oordeel, dat de gestelde voorwaarden ge-
handhaafd moeten worden. Als we hier aan toegeven, waar blijven
we dan, vraagt spreker. Het prestige van het gemeentebestuur
staat op het spel. Als wij hier aan toegeven zijn we weg.
De heer Tolsma. nogmaals het woord verkrijgendezegt, dat de
particulieren dikwijls maar heel weinig af weten van de bepalin-
gen der bouwverordening; de timmerlieden daarentegen wel.
De heer B.R. Di.ikstra vraagt hoe het mogelijk is, dat al zo
ver met de bouw gevorderd was voor men de overtreding consta-
teerde
De Voorzitter denkt, dat er tijdelijk wel eens iets aan de
aandacht van bouw- en woningtoezicht kan ontsnappen.
De heer Soenboer is ermede bekend, dat het onderhavige gebouw
wel een eind van de weg af staat. Als het niet geweest was, dat
er een weigering had plaats gehad, zou spreker wel willen over-
wegen de afwijkingen toe te staan.
De Voorzitter vestigt er nog eens uitdrukkelijk de aandacht
op, dat als van tevoren een bouwvergunning gevraagd was, een
hoop ellende voorkomen had kunnen worden.
De heer Soenboer meent, dat de Raad in dit geval achter Bur-
gemeester en Wethouders moet staan. Anders slaat dit collège een
raar figuur.
Wethouder Di.ikstra meent, dat afgezien daarvan, de Raad het
ook niet mag toestaan om geen precedent te scheppen. Het komt
veel vaker voor, dat Burgemeester en Wethouders bij het verlenen
van een bouwvergunning voorwaarden moeten stellen.
De Raad besluit met algemene stemmen niet gehoor te geven
aan het request en stelt het navolgende besluit vast:
De Raad der gemeente Leeuwarderadeel;
Beschikkende op het door W. v.d. Wal te Finkum 8 ingediende
beroepschrift d.d. 19 October j1tegen het besluit van Burge
meester en Wethouders van 2 October j1waarbij aan appellant
voorwaardelijk vergunning is verleend tôt het bouwen van een
wagenloods op het perceel, kadastraal bekend gemeente Hijum,
Sectie A, nr. 543-545, gelegen te Finkum;
Overwegende, dat appellants grief zich richt tegen de do«r
Burgemeester en Wethouders bij vorenbedoeld besluit gestelde
voorwaarde, dat de noordgevel van de te bouwen wagenlo*ds, aient
te worden opgetrokken van baksteen, zoveel mogelijk in overeen-
stemming met het metselwerk van de schuur;
dat appellant verzoekt hem ontheffing te willen verlenen van
deze verplichting, omdat de door hem reeds gemetselde muur van
betonblokken, even sterk zal zijn als een stenen muur, terwijl
deze betonblokken anders waardeloos zullen zijn, en appellant
aan de timmerman reeds opdracht heeft gegeven, de muur door be-
pleistering in kleur gelijk te maken aan de andere muren;