Wel is het feit, dat de werkelijke uitgaven, die de bijzondere schoolbesturen over een vijfjarig tijdvak hebben gedaan, hoger zijn dan de ontvangen vergoedingen van belang met het oog op de toepassing van het achtste lid van artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920. Want hebben deze uitgaven meer bedragen, dan door de gemeente werd vergoed, dan kunnen die hogere kosten over het af- gelopen vijfjarig tijdvak worden bestreden uit de ver goedingen, die de schoolbesturen in het volgend tijdvak zullen ontvangen en wel tôt een maximum bedrag per leer- ling der overschrijding van de openbare lagere scholen. In bovenaangehaald raadsbesluit d.d. 28 Augustus 1958 werd het bedrag der overschrijding per leerling van de openbare lagere scholen vastgesteld op f 15,60. Het bedrag der vergoeding van de materiële exploitatie- kosten der bijzondere lagere scholen zal derhalve over 196i (hoeveel deze vergoeding ook overigens zal bedragen) met f 15,60 per gemiddeld aantal leerlingen over genoemd vijfjarig tijdvak verhoogd worden. Het door U te nemen besluit inzake de beschikbaarstelling van het bedrag per leerling der openbare scholen en welk bedrag over 1961 ook aan de bijzondere lagere scholen per leerling wordt uit- gekeerd, oefent geen invloed uit op vorengenoemd bedrag ad f 15,60. Dit laatste is voor 1961 als een extra ver goeding te beschouwen. De bijzondere schoolbesturen kunnen hieruit besteden het bedrag dat zij in het afgelopen vijfjarig tijdvak hebben uitgegeven boven hetgeen door de gemeente als exploitatievergoeding werd betaald, met inachtneming van het hiervoren bedoelde maximum. Voor de bijzondere school te Britsum is dit 80 1/15 x f 15,60 f 1.249,04. Het bestuur van deze school mag dus in haar exploitatie- rekening over de jaren 1958 t/m 1962 een post aanbrengen tôt dit bedrag. De bijzondere school te Stiens heeft daarentegen f 28.112,47 - f 27.581,53 f 530,94 minder uitgegeven dan de vergoedingen hebben bedragen, welk bedrag door het schoolbestuur in de gemeentekas dient te worden teruggestort Ter uitvoering van artikel 103, derde en vijfde lid der Lager Onderwijswet 1920 zult U thans ten aanzien van de beide bijzondere scholen in deze gemeente het totaal- bedrag der vergoedingen over het tijdvak 1953 "t/m 1957, het totaalbedrag der uitgaven over dat zelfde tijdvak en welk bedrag van^deze uitgaven bestreden mag worden uit de vergoedingen over het volgend vijfjarig tijdvak, alsmede welk bedrag in de gemeentekas moet worden teruggestort, moeten vaststellen. Een tweetal concept_besluiten gaat daartoe hierbij. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarderadeel De Secretaris,

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1960 | | pagina 137