- 2 - 2. Indien de ambtenaar voornemens is aanspraak te maken op spaarpremie op grond van het verrichten van periodieke betalingen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, sub a, 2e, dient hij het bedrag van deze betalingen aan Burge- meester en Wethouders te melden. Ten aanzien van het aan te melden bedrag is het bepaalde in de tweede volzin van het vorige lid van overeenkomstige toepassing. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt de inhouding op de bezoldiging van de ambtenaar, die het in het vorige lid genoemde voornemen heeft kenbaar gemaaktten hoogste het verschil tussen het ingevolge het eerste lid maandelijksonderscheidenlijk wekelijks ten hoogste in te houden bedrag en 1/12 onderscheidenlijk 1/50 van het ingevolge het vorige lid aangemelde jaar- lijkse bedrag der periodieke betalingen. 4. Het in te houden bedrag wordt naar boven in guldens af- gerond Artikel 3. 1. Het ingevolge artikel 2, lid 1, ingehouden bedrag wordt naar keuze van de ambtenaar gestort hetzij op een door de ambtenaar te zijnen name bij een spaarinstelling als bedoeld in het volgende lid, geopende bijzondere spaar- rekening, hetzij, indien de raad daartoe de mogeli^k— heid heeft geopend, op een gemeentelijke spaarrekenmg in de gemeentekas, met inachtneming van terzake door de raad gegeven regelen. 2. Een spaarrekening als bedoeld in het vorige lid kan slechts worden geopend bij een spaarinstelling waarvan het bestuur zich bereid heeft verklaard te voldoen aan de voorschriften van de Premiespaarregeling Rijkaamb- tenaren. 3. De in artikel 2, lid 1, bedoelde inhouding gaat niet later in dan met de eerste dag van de tweede maand, dan wel, indien de bezoldiging per week wordt uitbetaald, met de eerste dag van de eerste loonweek Je tweede maand, volgende op die waann het verzoek heeft plaats gehad 4. Indien de ambtenaar aanspraak heeft op wachtgeld of een uitkering, is een verzoek, als bedoeld m het vorige artikel, niet ontvankelijk, zolang hij als wachtgelder of als uitkering-genietende nog aan enige spaarregel L: voor overheidspersoneel deelneemt. 5 Ten aanzien van een verzoek, strekkende tôt beëindiging 5' van de inhoudingwijziging van het hedrag ^arvan of verandering van spaarinstelling, is het derde lid v overeenkomstige toepassing, met d en verstande dat wijziging van het in te houden bedrag maal per jaar en verandering van 1118 hoogste eenmaal per jaar mag plaatsvmden. 6. De amhtenaar mag de ingevolge âeEe veroraening ingehouden bedraaen niet aanwenden ter voldoenmg aan zi^n plichting uit een overeenkomst als bedoeld m de Jeugd spaarwet

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1960 | | pagina 57