- 5 - Deze ambtenaar is er slechter aan toe dan de ambtenaar in tijdelijke dienst op proef» die na het emde van het dien verband wel aan de uitkeringsverordemng aanspraak op ©en uitkering ontleent, indien hij dan onvri^willig werkloos W en het ontslag niet aan zijn eigen schuld of toedoen te wijten is. Voorts zijn er nog enige gevallen denkbaardat een amb tenaar in vaste dienst na ontslag onvnjwillig werkloos ge acht kan worden, terwijl hij thans geen aanspraak op een uitkering kan maken, n.l. ontslag op grond vanJ^^el lid 1 sub a (verlies van een vereiste bi;j de aanstellmg gesteld), sub c (staat van curatele) en sub g (onbekwaam- heid of ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- lichaan%ebreken) 10. Artikelen 9 en 43 van de A.O.V. Deze artikelen worden gewijzigd als volgt; j Ten aanzien van minderjarigen, met wie een arbeidsover- eenkomst naar burgerlijk recht wordt gesloten, zijn e artikelen 1637g en I637h van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Toelichting. In de artikelen 9 en 43 A.O.V. wordt nog ver- wezen naar artikel I637f van het Burgerli^k Wetboek. Bit artikel is echter met de opheffing van de handelingsonbe kwaamheid van de gehuwde vrouw (wet van 14 Juli 19bb,b.540 vervallen. 11. Artikel 19 van de A.O.V. lid 2 van dit artikel wordt gewijzigd in: Op een uitkering ingevolge het eerste lid wordt hetgeen de werknemer terzake van de ziekte of hetongeval krachtens een wettelijke verzekering ontvangt, in mmdenng gebracht. Toelichting. Verwezen moge worden naar de bovenstaande wijziging van artikel 38 van het A.A.R. 12. Artikel 21 van de A.O.V. Be eerste zin van lid 1 van dit artikel wordt gewijzigd in: 1. Indien de ziekte of het ongeval in verband met zijn dienstbe trekking is ontstaan, geniet de ,w®r^emer g e durende 12 maanden zijn voile loon; ont_ nog geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tôt werken, ont vangt wanneer hij te dier zake geen aanspraak heeft on een uitkering krachtens een wettelijke ziekte- ongevallenverzekeringgedurende de tijd van zijn ge deelteliike of gehele ongeschiktheid tôt werken, een u kl?"g tot zodanig bedrag als hem krachtens de Ongeyallen- wet 1921 en de Kinderbijslagwet zou toekomen, indien hij daaraan recht op uitkering zou ontlenen, met dien ver stande dat de uitkering gedurende het eerste halfnaa van het tweede jaar der verhindenng ten minste 2/3 er^ gedurende het tweede halfjaar daarvan ten minste 1/2 van zijn loon bedraagt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1960 | | pagina 103