sf rjSt
2. Een ambtenaar, âie ten tijde van het ontslag kost
winner was van een gezin, dock, die hoedanigheid verlies
wordt nadien behandeld op de voet als in het vonge lia is
bepaalà voor ambtenaren, die ten tijde van het ontslag nie
kostwinner zijn van een gezin, tôt het tijdstip, waarop .e
hoedanigheid van kostwinner van een gezin opnieuw wordt
kregen.
3. Burgemeester en Wethouders beslissen of een ambtenaar
of wachtgelder als kostwinner van een gezin wordt beschouwd.
Artikel 4.
1. De duur van het wachtgeld, bedoeld in artikel 2,
tweede lid, is voor hen, die op de dag van ontslag 0 3
oud zijn, gelijk aan 18van de dienstti jd
aan 19-à$ van de diensttijd en zo vervolgens, met dien
verstande, dat die duur voor 60-jarigen en ouderen gel 3
is aan 78$ van de diensttijd. De duur van het wachtgeld
wordt op een voile dag naar boven afgerond.
2. Het wachtgeld, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is
gedurende uiterlijk de eerste drie maanden geli3k aan de
laatstelijk voor het ontslag aan de betrekkmg verbonde
weddeHet bedraagt gedurende de daarna volgende ses
maanden voor hen, die op de dag van ontslag de van
26 iaren nog niet hebben bereikt, 85$ van de laatsteli3k
genoten weddevoor 26-jarigen 85# dier wedde; en zo ver
volgens, met dien verstande, dat bedoeld wachtgeld g
durende dat tijdvak voor 45-3angen en ouderen 90% van de
3aatsteliik voor het ontslag aan de betrekking verbonm^
wedde bedraagt. Vervolgens bedraagt het wachtgeld voor he
die on de dat van ontslag de leeftijd van 26 jaren nog met
hebben bereikt, 70$ van de laatstelijk fen0^enJ!!d?^nY°°r-
26-iarieen 10H dier wedde; en zo vervolgens, met dien ver
stande, dat bedoeld wachtgeld voor 45-jangen en ouderen
80$ van de laatstelijk voor het ontslag aan die betrekkmg
verbonden wedde bedraagt.
3. De gezamenlijke duur van het wachtgeld, ^doeld in
artikel 2 eerste en tweede lid, overschri3dt met
van de diensttijdbehoudens het bepaalde m artikel 6.
Artikel 5.
1Ten aanzien van hem, aie aan .aez%Xl «fuîf hfofdl"
nn wachtgeld ontleent en die na zi3n ontslag uit
vL siekte of ongeval nog ganspraken in verband met de
geldregeling, vervit in deze verordenlng, opgschort tôt
hit eilde vfA het tijdvak, waarover aanepraak op door-
betaling van bezoldiging bestaat.
2 Burgemeester en Wethouders kunnen 0PnTerz??ko^nJ?em'
die ®^hd^eJ"^i®e1dienIthbeIindt0ofSmoet°begIven, be-
wordt opgeschort.
38