- 8 -
d. indien na de opwachtgeldstelling alsnog blijkt, dat
hij als ambtenaar zich zodanig heeft gedragen, dat hij op
die grond zou zijn ontslagen, indien dit eerder ware ge-
bleken;
e. indien hij de in artikel 10 bedoelde opgave nalaat
dan wel onjuist of onvolledig doet;
f. bij niet-nakoming van de in artikel 11, tweede lid,
bedoelde voorschriften.
Artikel 13.
1Indien de wachtgelder gebruik maakt van de bevoegd—
heid, neergelegd in artikel 95 der Penznoenwet 1922 (S. no.
240), om voor zijn na te laten betrekkingen uitzicht op
weduwen- en/of wezenpensioen te behouden, wordt hem met
ingang van de dag, waarop zijn wachtgeld beneden de
laatstelijk voor het ontslag aan de betrekking verbonden
wedde daalt, van gemeentewege een tegemoetkoming verleend
ten bedrage van de helft der uit dien hoefdeingevolge
artikel 43, dier wet te zijnen laste komende bijdrage.
De uitbetaling dezer tegemoetkoming geschiedt slechta, in
dien en voor zover over enig kalenderjaar het wachtgela,
vermeerderd met de inkomsten, bedoeld in artikel 10, en de
tegemoetkoming, het bedrag der laatstelijk voor het ont
slag aan de betrekking verbonden wedde, respectieveli^k 0/o
der laatstelijk voor het ontslag aan de betrekking ver~
honden wedde, naar de in artikel 10, tweede lid, gemaakte
onderscheiding, niet overschrijdt
2. Maakt de wachtgelder van de in het eerste lid ^e_
doelde bevoegdheid geen of niet langer gebruik, dan word
de bi jdragedie volgens dat lid, bli^kens door de Pensioen
raad verstrekte opgave, te zijnen laste zou gekomen zijn,
voor de toepassing der artikelen 10 en 11 van deze ver
dening gerekend tôt de daar bedoelde inkomsten of ver-
zuimde inkomsten te behoren.
Artikel 14.
1. Indien een vrouwelijke wachtgelder in het huwelijk
treedtvervalt voor de duur van dat huwelijk het wachtgeld.
2. Voor de toepassing van het vorige lid wordt met de
vrouwelijke wachtgelder die in het huweligk treedt, gel j
gesteld de vrouwelijke wachtgelder die m concubmaat
3. Door een onherroepelijk geworden rechterlijke
spraak tôt scheiding van tafel en bed wordt het in
eerste lid bedoelde huweligk geacht ontbonden te zijn.
Artikel 15.
Tn biizondere gevallen kunnen Burgemeester en Wethouders
on veraoek van âe wachtgelder een regeling met hem treffen,
krachtens welke het wachtgeld geheel of ten dele wordt ver-
vangen door een afkoopsom.