- 9 - Artikel 16. Aan hem, die op wachtgeld zal worden of is gesteld, kan indien hij elders arbeid of bedrijf gaat ter hand nemen, terzake van de kosten, die voor hem aan de daartoe nodige verhuizing zijn verbonden, een door Burgemeester en Wet- houders te bepalen vergoeding worden toegekend, indien hij gebreke van het toekennen van een vergoeding, die arbeid of dat bedrijf door hem, die wachtgeld geniet of gaat genieten, redelijkerwijs niet zou kunnen worden aanvaard. Artikel 17. 1. Het bedrag van het wachtgeld, over een jaar berekend, wordt naar boventot een voile gulden afgerond. Het wordt in dezelfde termijnen uitgekeerd als de bezoldiging, welke V(56r de opwachtgeldstelling werd genoten. Met toestemming van de wachtgelder kan de uitbetaling over langere termijnen geschieden. 2. Behoudens het bepaalde in het derde lid wordt zo spoedig mogelijk na het overlijden van de wachtgelder aan zijn weduwe of haar weduwnaar een bedrag uitgekeerd, gelijk— staande met het wachtgeld van de overledene over een tijd- vak van drie maanden. Laat de overledene geen weduwe of weduwnaar na, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen dan wel de minderjarige pleegkinderen van de wachtgelderOnt- breken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kosiwinner was van ouders9 broedeis zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen. 3. Indien uit hoofde van een door de overledene beklede betrekking ten gevolge waarvan op het wachtgeldeen yer- mindering werd toegepast op de voet, als in artikel 10 is bepaald, aan de door de overleden wachtgelder nagelaten betrekkingen, bedoeld in het tweede lid, een uitkering er zake van zijn overlijden wordt toegekend, wordt een bedrag uitgekeerd, gelirjkstaande met het verminderde wachtgeld over een tiidvak van drie maanden. De uitkering, berekend naar het verminderde wachtgeld, wordt indien de som van deze uitkering en eventueel die ingevolge de laatstvervul betrekking lager is dan een uitkering, berekend naar het onverminderde wachtgeldtôt laatstbedoeld bedrag aangevuld. 4. Indien een overleden wachtgelder geen betrekkingen, als bedoeld in het tweede lid, nalaat, kan het daarbedoeld bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten ter laatste ziekte en der begrafenis, zo de nalatenschap van de overledene voor de betaling dier kosten ontoereikend is. Artikel 18. De ter uitvoering van deze verordening te nemon be- slissingen worden sShriftelijk yastgesteld en, met redenen omkleed, aan de wachtgelder medegedeeld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1960 | | pagina 61