- 3 - 2. UITKERINGr-A. Artikel 5. 1. Een belanghebbendeals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, heeft aanspraak op uitkering gedurendeeen tijdvak gelijk aan 1/6 deel van de diensttijd, met dien verstande, dat de duur dezer uitkering, indien hij ten tijde van het ontslag kostwinner is, nimmer meer beloopt dan twee jaren en in de andere gevallen nimmer meer dan een jaar. 2. Voor de berekening van de duur der uitkering wordt de diensttijd gedeeld door 6, waarna de uitkomst naar boven wordt afgerond op hele maanden. Artikel 6. 1Behoudens het overigens in deze verordening bepaalde is het bedrag der uitkering aan een belanghebbendebe doeld in artikel 3, lid 1, onder a: a. indien hij ten tijde van het ontslag kostwinner is; gedurende de eerste twee maanden gelijk aan het bedrag van de laatstelijk genoten beloning, gedurende de volgende twee maanden 85, gedurende de daarop volgende acht maanden (V en vervolgens 60 ten honderd van die beloning, b. in andere gevallen; gedurende de eerste maand gelijk aan het bedrag van de laatstelijk genoten beloning, ge durende de volgende maand 85, gedurende de volgende vier maanden 70 en vervolgens 60 ten honderd van die beloning. 2. Voor zoveel een belanghebbende, als bedoeld in artikel 3, 1e lid, onder a, ten tijde van het ontslag een diensttijd van ten minste 10 jaren heeft volbracht en het aantal jaren van deze diensttijd te zamen met het aantal -jaren van de leeftijd, die hij ten tijde van het ontslag heeft bereikt60 of meer bedraagt, wordt hem na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijnen gedurende zes maanden een verdere uitkering verstrekt ten bedrage van; a. 50 ten honderd van de laatstelijk genoten beloning, indien hij ten tijde van het ontslag kostwinner is b. 40 ten honderd in de overige gevallen. 3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op de belanghebbende, die in de ternen ™lt cm vervroegd ouder- domspensioen te genieten als bedoeld m artikel 48, eerste lid onder b, der Pensioenwet 1922 (S. no, 240)en op de vrouwelijke belanghebbende, die ten tijde van het ontslag gehuwd en niet-kostwinner is Artikel 7. 1. Wanneer een belanghebbende, als bedoeld in artikel 3, 1e lid, onder a, inkomsten geniet of gaat genieten uit in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag, waarop het ontslag, ter zake waarvan de uitkering is verleend, is aangezegd, wordt, -indien-

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1960 | | pagina 69