- 5 -
noch indien en voor zover in de gemeente doorgebrachte
diensttijd reeds op de voet van een zodanige regeiing
door enige uitkering is vergolden.
4. Geen aanspraak op een uitkering als bedoeld in het
tweede lid bestaat, indien voor de gewezen belanghebbende
onmiddellijk voorafgaande aan het daar bedoelde laatste
ontslag het overeengekomen vast loon in geld, verdiend in
loondienst van één of meer werkgevers, meer bedraagt dan
f 7.450,-- per jaar.
5. De uitkering bedoeld in het eerste en tweede lid,
bedraagt van de laatstelijk genoten beloning:
80^ voor gehuwde mannen en voor kostwinners;
70$ voor ongehuwden van 18 jaar en ouder, die geen kost-
winner zijn en niet bij ouders inwonen;
60$ voor de overige belanghebbenden.
6. Ten aanzien van een belanghebbende, als bedoeld in
het eerste lid, vinden de artikelen 9, tweede lid, 11,
tweede lid en 12, eerste lid onder a, "b* en d en derde lid
van de Wachtgeldregeling voor zoveel mogelijk overeen-
komstige toepassing.
7. Over voile kalenderweken, waarover uitkering wordt
ontvangen, wordt de premie ter zake van de verzekering în-
gevolge de Invaliditeitswet van de belanghebbende betaald
op de wijze als aangegeven in artikel 226, eerste lid,
dier wet.
4. UITKERING IN GEVAL VAN ZIEKTE
Artikel 10.
1. Tenzij artikel 11, eerste lid, van toepassing is,
ontvangt een belanghebbende, aan wie ingevolge artikel_5
of artikel 9 een uitkering is toegekend en die onvri^-
willig werkloos zijnde voor het verstrijken van een
keringstermijn van 126 dagen, dan wel gedurende een maan
na afloop van deze termijn, wegens ziekte of ongeval ver-
hinderd is arbeid te verrichten, vanaf de vierde werkdag
van bedoelde verhindering, doch ten hoogste gedurende een
tijdvak van 52 weken, uitkering ten bedrage van _805& der
laatstelijk genoten beloning. Gedurende het tijdvak dat
deze uitkering wordt verleend, wordt de betalmg van de
ingevolge artikel 5 of artikel 9 verleende uitkering opge-
schort
2. Voor de belanghebbende, als bedoeld in artikel 3,
eerste lid, onder b, die een uitkering ohtvangt ingevolge
het eerste lid, is lid 7 van artikel 9 van overeenkomstige
toepassing,
3 De uitkering bedoeld in het eerste lid wordt overigens
verlêend op de voet van het bepaalde in
het Algemeen Ambtenarenreglementindien het betr-ft een
belanghebbende als bedoeld in artikel 2, onder a, en op
voet van de Arbeidsovereenkomstenverordenmg, indien het
betreft een belanghebbende als bedoeld m artikel
eerste lid, onder b.