- 6 - De heer Ka~l ma. verkeert in precies dezelfde situatie als de Voorzitter. Ook hij is van mening, dat de maatschappelijk werk- ster niet benoemd kan worden. De Voorzitter: dat moet het stichtingsbestuur uitmaken. De heer Kalma vraagt: is in deze gemeente een maatschappe li jk werkster nodig en gewenst. Spreker wilde deze vraag voor- leggen aan het bestuur van de Dienst voor Sociale Zaken, de wijkverpleegsters van het Groene kruis en het hoofd van de Dienst, de heer de Boer. De Voorzitter is persoonlijk van mening, dat een maatschap peli jk werkster wel nodig is. De oorspronkelijke opzet van de stichting was er op gericht, dat aile stromingen er in ve?tt- genwoordigd zouden zijn. De Gereformeerden stonden van het be— gin af al dadelijk afwijzend. Spreker kan geen antwoord geven op de vraag: hoe oordeelt het bestuur van de Dienst er over. Wethouder Di.ikstra vindt, dat men de zaak niet moet omdraaien. In 1958 heeft de Raad in principe besloten mee te doen. In de laatste vergadering heeft het stichtingsbestuur besloten ae concept-statuten aan te nemen. Spreker vindt het onjuist, dat een deel van de stichting zal uitmaken of er al of niet een maatschappelijk werkster aangesteld moet worden en daarom is het niet juist, dat hier beoordeeld wordt of de stichting terecht of ten onrechte een dergelijke kracht aanstelt. De beoordeling daarvan ligt uitsluitend in de handen van het bestuur De Voorzitter vraagt wat de bedoeling is; dat de gemeente de vertegenwoordigers benoemt of de Dienst voor Sociale Zaken. De heer Poen.ies zegt, dat het aanvankelijk niet de bedoeling was de Dienst voor Sociale Zaken te noemen in de stichtingsakte De gemeente zou twee leden aanwijzen, maar dat kan wel gewijzigd worden. Het voorlopig stichtingsbestuur, waarvan spreker deel uitmaakt, voelt zich ook wel als met de rug tegen de muur ge- plaatst; maar nu is er een unieke kans om een goede maatschappe- lijk werkster te krijgen en dat weegt bij spreker zwaar. De Voorzitter meent, dat de omschrijving van artikel 4 der statuten een kwestie van redactie is. De heer B.R. Di.ikstra heeft het ook als een bezwaar gevoeld, dat de tijd van voorbereiding zo kort is geweest. Als hij het goed begrijpt, moet de stichtingsakte nog gepasseerd worden. Een vraagt die bij spreker is opgekomen is: Is de gemeente ook te klein voor een maatschappelijk werkster met een voile dagtaak. De Voorzitter geeft t*e, dat er sinds de eerste besprekingen wel wat veranderd is. Evengoed als ten aanzien van de Vereniging voor Gereformeerd Maatschappeli jk Y/erk in de classis Hallum. De heer Tolsma vraagt of het bestuur van de Dienst in de eerste vergadering vertegenwoordigd was. Naar spreker zich kan herinneren is de aangelegenheid van aansluiting bij deze stich ting nimmer in een bestuursvergadering van de Dienst aan de orde geweest. Spreker is het met de Voorzitter eens, dat wij thans enkel maar de vraag te beantwoorden hebben: zullen wij de stich ting subsidiëren of niet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1960 | | pagina 11