6. Het hoofd van de keuringsdienst is ambtshalve adviserend lid
van de kringcommissie
7. Ha kringcommissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter
dit nodig oordeelt of ten minste twee leden dit, met opgave
van redenen, aan de voorzitter verzoeken. In het laatste ge-
val wordt de vergadering gehouden binnen twee weken nadat het
verzoek ter kennis van de voorzitter is gekomen.
8. De kringcommissie mag niot besluiten, indien niet naast de
voorzitter c.q. de plaatsvervangende voorzitter ten minste
de helft van het aantal overige leden c.q. de plaatsvervan-
gers daarvan uanwezig is.
De besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen
genomen. Het gevoelen van een minderheid wordt desgewenst in
het advies van de kringcommissie uitgedrukt.
Indien met betrekking tôt een aangelegenheid zodanig ver-
schil van gevoelen bestaat, dat het nemen van een besluit
bij volstrekte meerderheid van stemmen niet mogelijk is,
wordt daarvan bericht gezonden aan het Collège (de Collèges)
van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente(n), die bij
die aangelegenheid is (zijn) betrokken, met opgave van de
verschillende zienswijzen.
Artikel 3
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden zijn
gehouden ter zake van de vaststelling van voorschriften ter
uitvoering van doze regeling en het nemen van beslissingen in
belangrijke aangelegenheden betreffende de taakuitoefening door
de keuringsdienst in de kringgemeenten vooraf het gevoelen van
de kringcommissie in te binnen.
Artikel 4.
De verordeningen, bedoeld in artikel 20 van de Vleeskeurings-
wet, van de kringgemeenten stemmen overeen met die van de ge
meente Leeuwarden, zoals deze door Gedeputeerde Staten van de
provincie Priesland is goedgekeurd, met dien verstande, dat met
het oog op bijzondere plaatselijke omstandigheden de Raad van
een kringgemeentein overleg met de kringcommissie, bevoegd
is een of meer afwijkende of aanvullende bepalingen in de ver-
ordening vast te stellen.
Artikel 5.
1 De ingezetenen van de kringgemeenten kunnen gebruik maken
van het openbaar slachthuis van de gemeente Leeuwarden onder
dezelfde voorwaarden als de ingezetenen van die Gemeente.
2. De inrichting, de instandhouding en de exploitatie van een
slachtplaats voor het slachten van gestorven of in nood ge-
dode slachtdieren worden aan elk van de deelnemende Gemeente
overgelaten; elk van die Gemeenten kan het openbaar slachthuif
van de gemeente Leeuwarden als zodanig aanwijzen.
3. De inrichting en de instandhouding van bewaarplaatsen voor
destructiemateriaal worden eveneens aan elk van de deelnemende
Gemeenten overgelaten.