Artikel 7. Bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver ver- werft de ambtenaar die een salaris geniet, een salarisanciënni teit, gelijk aan de tijd, gedurende welke hij als zodanig in het door hem beklede ambt is gesalarieerd, onverminderd de gevolgen van toepassing van hetgeen overigens met betrekking tôt de sala risanciënniteit in deze verordening is bepaald. Artikel 8. De tijd, gedurende welke de ambtenaar krachtens wettelijk voorschrift verlof geniet ter vervulling van militaire of daar- voor in de plaats tredende dienst, wordt in aanmerking genomen voor de vaststelling van de salarisanciënniteitonverminderd hetgeen overigens dienaangaande in deze verordening is bepaald. Artikel 9. Een verhoging van het salaris of het loon gaat in met de eerste dag van de maand of de loonweek, waarin overeenkomstig de overige bepalingen dezer verordening de aanspraak zal ont- staan. Artikel 10. 1Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver van de ambtenaar kunnen Burgemeester en Vethouders het loon van een ambtenaar, met inachtneming van het maximum van de voor hem geldende groep, stellen op een hoger bedrag dan hem over eenkomstig zijn leeftijd zou toekomen. 2. Om dezelfde reden en onder dezelfde voorwaarden kunnen zij de salarisanciënniteit van een ambtenaar, die salaris geniet vaststellen op een groter tijdvak dan is aangegeven in arti- mel 7 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid kan slechts worden toegepast ten aanzien van een ambtenaar, die gedurende ten- minste een jaar werkelijk dienst heeft gedaan in de door hem beklede functie. Artikel 11 1Indien Burgemeester en Wethouders daartoe termen aanwezig achten, kan bij aans+°lling van een ambtenaar die een loon geniet worden b°paald, dat voor de vaststelling en verhoging van het salaris zal worden afgeweken van zijn leeftijd. 2. Evenzo kan aan een ambtenaar die een salaris geniet bij aan- stelling een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen salarisanciënniteit worden toegekend. 3. In geval van overgang naar een ambt, gerangschikt in dezelfde salarisschaal, wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, voor de vaststelling van de salarisanciënniteit in het nieuwe ambt mede rekening gehouden met de in het ver- laten ambt verworven salarisanciënniteit. 4. In geval van bevordering wordt de salarisanciënniteit, door toepassing van het tweede lid, zodanig vastgesteld, dat het salaris in het nieuwe ambt te allen tijde uitgaat boven het salaris dat de ambtenaar in het verlaten ambt zou hebben ge- noten. 5. In geval van bevordering van een ambtenaar die een loon geniet, wordt dit loon, door toepassing van het eerste lid, zodanig vastgesteld, dat het loon in het nieuwe ambt te allen tijde uitgaat boven het loon, dat de ambtenaar in het verlaten ambt &ou hebben genoten. 9 M

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1963 | | pagina 69