De heer B.R. Di.jkstra kan zich verenigenmet de strekking van het voorstel ïn z'ijn algemeenheid maar is niet bijster ingenomen met de procentuële uitkering. Het zal toch wel niet zo zijn dat de minst draagkrachtigen de onkosten volledig vergoed krijgen. De heer Soephoer vraagt of de inhoud van deze verordening volkomen afgestemd is op de rijksregeling. De Voorzitter antwoordt dat het ontwerp van de verordening afkomstig is va"n het Centraal Orgaan inzake de gemeenschap- pelijke hehartiging van gemeentelijke personeelsaangelegen- heden. Over de inhoud van deze verordening is landelijk over- eenstemming bereikt. De heer Soepboer vraagt of het niet mogelijk was^geweest ook ^2fo te geven in 't algemeen; dus buiten de verplaatsingen, die vallen binnen de in artikel 4 genoemde termijn van drie jaren. Spreker vindt één van d6 m6es"t aanvechtbare punten de opknapkosten. Hij kan zich daarin niet goed verplaatsen. Misschien dat men hem zal verdenken van wantrouwen, maar op knapkosten vindt hij een zeer rekbaar begrip. De heer Tolsma is het wel eens met het algemene doel van de verordening n.l. bij benoeming in een andere standplaats de gemaakte kosten te vergoeden. In dit geval zijn wij echter niet verplicht de voorgestelde regeling te aanvaarden zoals met de salarisschalen wèl hel geval is. In dit onderhavige voorstel zit iets wat spreker slecht aanstaat. De procentuele tegemoetkoming is hem allerminst sympathiek. Als men door een werkgever verplicht zou worden van standplaats te veranderen is het logisch, dat de hier^mede gepaard gaande kosten worden vergoed. Spreker gaat er dan ook volkomen mee accoord, dat een bepaald bedrag in de verhuiskosten wordt gegeven. Maar de voorgestelde regeling werkt weer in dezelfde richting als waarin hij bij een andere gelegenheid ook heeft gewezen n. dat zij de rijken rijker maakt, doch de armen blijven arm. De Voorzitter geeft toe, dat inderdaad in de bedragen, die als verplaat'singskosten betaald worden, nogal wat ver- schil kan zitten. Het is toch zo, dat in een hoop gevallen de woning en de inrichting van de woning verband houden met de positie van de betrokken ambtenaarHet staat de Raad ge— heel vrij de verordening al of niet vast te stellen. Aanlei- ding tôt het doen van een voorstel is voor Burgemeester en Wethouders geweest de mogelijke vraag van sollicitanten 01 er een verplaatsingskosten-regeling is. Het kan zijn, zo gaat spreker verder, dat de Raad zegt wij willen wel een re geling, maar een afwijkende. De sollicitanten rekenen er echter meestal op, dat er een regeling is, die afgestemd is op de rijksregeling. Spreker heeft in zijn vroegere practi3k niet meegemaakt, dat er een beroep op de rijksregelmg gedaan moest worden. Hij heeft er geen bezwaar tegen dat de door de heer Soephoer gewraakhe hepaling veranderd wordt m °°rNaarnaanleiding van de door de heer Tolsma, thans bij haling, gebezigde uitdr-ukking dat de armen armer en de rigken riiker zouden worden van de laatste loonronde, vindt spreker het dienstig hieromtrent mede te delen, dat hij na de vorige raadsvergadering en naar aanleiding van het feit, dat voor melde uitdrukking ook in de krant was opgenomen, werd opge beld door één van de ambtenaren, die omstreeks 10.000, verdient, en die hem mededeelde, dat hij netto mmder van loonsverhoging in handen kreeg dan degene, die de helft mm der verdient.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1964 | | pagina 9