-2.08.742.2 Onderwerp: Verplaatsingskostenverordening. H u i z u m, 8 Juni 1964. In Uw vergadering van 13 Maart j.l. werd ons voorstel oui een verplaatsingskostenverordening, conform de rijksregeling, voor het gemeentepersoneel in te voeren, aangehouden, teneinde alsnog het oordeel van de gemeentelijke commissie voor georga niseerd overleg in ambtenarenzaken te vernemen, naar aanlei- ding van uit Uw midden naar voren gekomen hedenkingen tegen deze verordening, in het bijzonder wat het percentage van 10$ van de bezoldiging met een minimum van f 500,voor aile overige uit de verhuizing voortvloeiende uitgaven (geen transportkosten voor het overbrengen van de inboedel) betreft. oommige leden van Uw Raad vonden dit toen een discrimina— tie ten opzichte van de lagere ambtenaren, terwijl er ook stem men opgingen om een voor allen gelijk bedrag b.v. 1000, beschikbaar te stellen, althans het minimum van f 500,on 1000,te brengen. In haar vergadering van 3 Juni j.l. heeft de commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken, deze materie op haar mérités bekeken. De vertegenwoordigers van de ambtenarenorganisaties wezen er op, dat het h.i. wel degelijk verschil maakt of een top- functionarisdan wel een lagere ambtenaar verhuist. Eerstge- noemde zal ongetwijfeld in een duurdere woning - veelal ambts- woning - worden gehuisvest, waardoor de inrichtingskosten aan- merkelijk hoger liggen. Handhaving van het percentage van 10$ van de bezoldiging voor aile overige uitgaven (geen transportkosten) uit de ver huizing voortvloeiende, achtten deze afgevaardigden dan ook gewenst Uiteraard bestond tegen optrekking van het minimum van 500, tôt f 1000,geen bezv\raar, doch deze gedelegeerden verwachtten, dat een dergelijke afwijking van de rijksregeling nimmer de instemming van hogerhand zou verwerven. De 2 aanwezige vertegenwoordigers van het gemeentebestuur vermochten de noodzaak van een voor allen geldend percentage van 10^ aanvankelijk niet in te zien en zouden meer voelen voor een vast bedrag van b.v. 1200,--, doch konden er ten- slotte mee instemmen, dat dit percentage in de verordening bleef staan, indien het minimum op f 800,werd gebracht. Aangezien de meeste werklieden gemiddeld ongeveer 7000,— verdienen en met de kindertoelage (die ook meetelt) op ongevee: 8000,-- komen, zou een dergelijke afwijking van de rijksrege- ling (die dus op de practijk is gebaseerd) misschien nog enige kans van slagen hebben. In haar eindconclusie komt de commissie voor georganiseerd overleg tôt de slotsom U te moeten adviseren het percentage van 10$ in de verordening te handhaven en het minimum bedrag van f 500,op f 800,te brengen. A a n de Raad.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1964 | | pagina 57