- 2 -
Artikel 4.
Het recht bedraagts
1. voor elke woning, als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub a,
met een huurwaarde ingevolge de Wet op de Personele Belas-
ting van:
minder dan f 201,f 8,
f 201,tôt en met 400,12,
f 401,tôt en met f 600,16,
f 601,en hoger 20,
2. voor elk woonschip, als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub a,
een vast bedrag van f 6,per jaar;
3. voor elk ongebouwd eigendom, als bedoeld in artikel 2, lid 1,
sub b, f 2,per ha.
Voor de berekening van de aanslag wordt een gedeelte van een
hectare verwaarloosd
Artikel 5.
Het retributiejaar is gelijk aan het kalenderjaar
Artikel 6.
Zij, die krachtens artikel 2 retributieplichtig zijn, blijven
de retributie over het gehele jaar verschuldigdongeacht ver-
lies of overgang in de loop van het retributiejaar van de rech-
ten op het gebruik van objecten, terzake waarvan zij retributie
plichtig zijn.
Artikel 7.
1Onjuiste aanslagen kunnen door burgemeester en wethouders
ambtshalve worden verlaagd of vernietigd, zolang niet sedert
de aanvang van het retributiejaar drie jaren zijn verstreken.
2. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden, dat een
aanslag ten onrechte achterwege gebleven, verlaagd of vernie
tigd is, dan wel tôt een te laag bedrag is opgelegd, kan de
te weinig gebleven retributie worden nagevorderd, zolang niet
sedert de aanvang van het retributiejaar drie jaren zijn ver
streken.
Artikel 8.
Voor de aanslagen van hen, die overeenkomstig de bepalingen
van deze verordening retributie verschuldigd zijn, worden, zo
-&pt«rdig mogelijk na de aanvang van het retributiejaarkohieren
opgemaakt en door burgemeester en wethouders vastgesteld.
Artikel 9.
1De kohieren worden ingericht volgens een door burgemeester
en wethouders vast te stellen model.
2. Zij worden na de vaststelling zo spoedig mogelijk aan de ge-
meente-ontvanger voor de invordering ter hand gesteld.
Artikel 10.
De gemeente-ontvanger reilct zo spoedig mogelijk kosteloos een
aanslagbiljet uit volgens het model door burgemeester en wethou
ders vast te stellen.
Artikel 11
1Het recht is invorderbaar in twee gelijke termijnen. De eer-
ste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende
op die, waarin het aanslagbiljet is gedagtekend en de tweede
een maand daarna.