- 6 -
e. Studies aan inrichtingen voor uitgebreid
lager onderwijs en aan inrichtingen voor
lager nijverheidsonderwijs f 120,
f. Studies, verricht door kinderen, die niet
tôt het huishouden van de ambtenaar beho-
ren en geheel op diens kosten worden
onderhouden f 600,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel
2, derde lid.
2. Indien door de ambtenaar, die in de loop van een kalender-
jaar ontslagen of overleden is, periodieke betalingen ten
behoeve van een studie, genoemd in het eerste lid, zijn
verricht tussen het begin van het lopende kalenderjaar
tôt het tijdstip van ontslag of overlijden, heeft de ont
slagen ambtenaar dan wel hebben de rechtverkrijgenden van
de overleden ambtenaar aanspraak op een spaarpremie, be~
doeld in artikel 2, tweede lid, over zoveel twaalfden van
de overeenkomstig het eerste lid verkregen premiegrond-
slag als er maanden zijn verstreken tussen het begin van
het lopende kalenderjaar en het tijdstip van ontslag of
overlijden.
3. Indien een studie, bedoeld in het eerste lid, slechts een
gedeelte van een kalenderjaar in beslag neemt bestaat voor
elke maand van de duur van die studie slechts aanspraak
op spaarpremie over 1/12 gedeelte van de overeenkomstig
het eerste lid verkregen premiegrondslag.
Artikel 8.
1. Een verzoek van de ambtenaar, gewezen ambtenaar of recht
verkri jgenden van de overleden ambtenaar om toekenning
van spaarpremie wegens periodieke betalingen, bedoeld in
artikel 7, kan, behoudens in de gevallen van ontslag en
overlijden, slechts na afloop van het kalenderjaar bij
burgemeester en wethouders worden ingediend en dient te
geschieden door middel van een door burgemeester en wet
houders vastgesteld formulier (model A)
2. De spaarpremie wordt zo spoedig mogelijk aan de ambtenaar,
de gewezen ambtenaar of rechtverkrijgenden van de overle
den ambtenaar uitgekeerd.
Hoofdstuk III
Bijzondere spaarrekening
Par. 1. Inhouding van bedragen op de bezoldiging
Artikel 9.
1Op schriftelijk verzoek van de ambtenaar wordt bij de uit-
betaling van zijn bezoldiging een gedeelte daarvan inge-
houden. Dit spaarbedrag, dat naar boven in hele guldens
wordt afgerond, bedraagt ten hoogste 5/12$ van zijn pen-
sioensgrondslag op het tijdstip van het verzoek, onder-
scheidenlijk, indien de bezoldiging per week wordt uit-
betaald, 1/10$ van de pensioensgrondslag, maar niet meer
dan f 50,- per maand.
2. De inhouding gaat in bij de uitbetaling van de bezoldi
ging over de tweede maand, onderscheidenlijk over de eers
te loonweek van de tweede maand, volgende op die waarin
het verzoek is ingediend. Een verzoek tôt inhouding mag
slechts eenmaal per kalenderjaar worden ingediend.