- 4 - dat hij 15 jaren ononderbroken in dienst is van de gemeente en tevens gedurende 6 jaar het maximum van zijn salarisschaal of zijn loongroep heeft genoten, bij goede dienstvervulling aanspraak op bevordering tôt vorenbedoelde naasthogere rang, onderscheidenlijk op bevordering naar de naasthogere loon groep. 2. Een ambtenaar wiens ambt is ingedeeld in een salarisschaal, waarvan het maximum lager is dan dat van schaal 39 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 en voor wie tôt dat niveau een naasthogere voor zijn ambt bruikbare rang ontbreekt, alsmede een ambtenaar, wiens ambt is inge deeld in loongroep 6, heeft op gelijke voorwaarde als be- doeld in het eerste lid, bij goede dienstvervulling aan spraak op een toelage tôt ten hoogste het bedrag, gelijk aan het verschil tussen het maximum van zijn salarisschaal, on- derscheidenlijk van loongroep 6 en het maximum van bedoelde schaal 39. 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de ambte naar, in geval aan zijn hiervorenbedoeld ambt een salaris of loon is verbonden volgens een hogere schaal, onderscheiden- lijk een hogere loongroep dan die welke op grond van taak- waardering of de uitkomsten van de genormaliseerde méthode van werkclassificatie verantwoord is. 4. Bij toepassing van het eerste en tweede lid wordt: a. de daaruit voortvloeiende bezoldigingsverhoging in minde- ring gebracht op een eventueel genoten garantietoelage b. in geval een ambtenaar een ambtstoelage geniet, een ver- mindering toegepast, voor zoveel deze nodig is om het totaal van het salaris voor zijn ambt, bedoelde ambts toelage en de bezoldigingsverhoging voortvloeiende uit de toepassing van het eerste of tweede lid niet te doen uitgaan boven het maximumsalaris van schaal 39 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948. Artikel 12. 1Indien burgemeester en wethouders daartoe termen aanwezig achten, kan bij aanstelling van een ambtenaar die een loon geniet worden bepaald, dat voor de vaststelling en verhoging van het salaris zal worden afgeweken van zijn leeftijd, 2. Evenzo kan aan een ambtenaar die een salaris geniet bij aan stelling een door burgemeester en wethouders vast te stellen salarisanciënniteit worden toegekend. 3. In geval van overgang naar een ambt, gerangschikt in dezelf- de salarisschaal, wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, voor de vaststelling van de salaris anciënniteit in het nieuwe ambt mede rekening gehouden met de in het verlaten ambt verworven salarisanciënniteit. 4. In geval van bevordering wordt de salarisanciënniteit, door toepassing van het tweede lid, zodanig vastgesteld, dat het salaris in het nieuwe ambt te allen tijd uitgaat boven het salaris dat de ambtenaar in het verlaten ambt zou hebben genoten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1965 | | pagina 45