- 2 -
8, Voorstel tôt vaststelling van een overeenkomst met de
stichting "MA.RTENA-STÀTE
Op een vraag van de heer Soepboer wat precies de bedoeling van
deze stichting is, antwoord't de voorzitter dat dit in de eerste
plaats een zaak is die het stichtingsbestuur aangaat.
Spreker stelt verder dat instandhouding, verfraai'ing en uit-r
breidmg van het huidige landgoed, met Dehoud van het eigen
karakter, in elk geval zal worden nagestreefd.
Een plan ter uitbreiding ligt er nog, maar dit behoeft enige
wijziging.
Wethouder Dijkstra onderstreept de vvoorden van de voorzitter
en merkt op dat de werkzaamheden van het bestuur in sterke
mate afhankelijk zijn van de financiële mogelijkheden.
Overigens is de stichtingsaktewaarin het één en ander staat
over het doel der stichting, vandaag gepasseerd.
De heer Soepboer zegt dankbaar te zijn voor de beantwoording
van zijn vraag en stelt de indruk te hebben dat de gemeente
toch zal moeten betalen.
Hierop zegt de voorzitter dat de goedkeuring van burgemeester
en wethouders op de begroting vereist is.
De raad besluit zonder verdere discussie en stemming overeen-
komstig het voorstel.
9. Voorstel tôt vaststelling van de vergoeding voor vakonderwijs
aan de besturen van de bijzonder lagere scholen in de gemeente
over 1964.
Zonder discussie en stemming besluit de raad overeenkomstig
het voorstel,
10. Voorstel tôt vaststelling van de vergoeding ex artikel 101
van de L.O.wet over 1964 aan de besturen van de bijzondere
scholen in de gemeente.
Zonder discussie en stemming besluit de raad overeenkomstig
het voorstel.
11. Voorstel tôt vaststelling van de verordening tôt wijziging va::
de Verordening Schoolgeld Kleuteronderwijs 1956.
Zonder discussie en stemming besluit de raad overeenkomstig
net voorstel,
12. Voorstel tôt benoeming van de leden van de commissie van beheer
voor het sportterrein te Stiens.
De heer Nijdam vraagt of het niet nodig is dat een vertegenwoor-
diger van het gemeentebestuur als voorzitter wordt benoemd.
De voorzitter bevestigt dit, maar stelt dat het geen lid van
het gemeentebestuur behoeft te zijn. De raad gaat hierna akkoord
met de samenstelling van een commissie en besluit met algemene
stemmen de heer P.J. Kram tôt voorzitter te benoemen.
13. Voorstel tôt onbewoonbaarverklaring van de woningen Einkum 30,
31 en 32, 87 en 139.
Op een vraag van de heer Tolsma hoe het te Einkum staat met
vervangende woningen, antwoordt de voorzitter dat het geen
vaste regel is dat in het-zelfde dorp eenzelfde aantal wordt
gebouwd. Dit houdt niet in dat het gemeentebestuur een bepaald
dorp zou willen vergeten. Evenwel zijn de bouwkansen te Einkum
niet groot.
De heer Tolsma merkt op dat een initiatief de aanleiding kan
zijn voor verdere bouw. Hij is in dit opzicht pessimistisch ge-
ster.d ten opzichte van Einkum.
De voorzitter merkt op dat de mogelijkheid bestaat dat een 31
tal bejaardenwoningen in de premie-sector wordt gebouwd. De aan-
nemer wil echter in niet meer dan drie dorpen bouwen, terwijl
de bouw van blokken van twee niet te vealiseren is.