Agendapunt 13
Voorstel 1966/12
S t i e n s, 10 januari 1966.
Onderwerp
ambtsgebed.
Aan
de gemeenteraad.
Door het lid van Uw raad de heer P. Soepboer is in Uw vergadering van 30 decera-
ber j.l. de vraag gesteld, of U tôt invoering van een ambtsgebed bij de aanvang
van Uw vergaderingen zoudt willen besluiten of, indien zulks niet het geval
mocht zijn, bij de aanvang der vergadering de gelegenheid kan worden geboden tôt
stil gebed.
Wij hebben toegezegd, ons omtrent dit punt te zullen beraden en U te dezer zake
een voorstel te zullen doen.
De vraagsteller heeft zelf reeds als zijn veronderstelling uitgesproken, dat van
Uw raad vrij zeker niet een besluit tôt invoering van een ambtsgebed kon worden
verwacht
Ons collège is eenstemmig van oordeel, U niet tôt het nemen van een zodanig be
sluit te kunnen adviseren.
Een ambtsgebed bij de aanvang der raadsvergadering lijké ons slechts dan op
zijn plaats, indien de raad in zijn geheel daar achter kan staan en de leden
zich inderdaad in dit gebed wensen te verenigen.
Gezien de samenstelling van de raad menen wij te moeten constateren, dat zulks
in onze gemeente niet het geval is, waaruit o.i. volgt, dat het uitlokken van
een besluit als hier bedoeld niet op zijn plaats zou zijn.
Voorts hebben wij ons beziggehouden met de vraag, of bij de aanvang der verga
dering, dus direct vôôr of nâ de opening, aan de leden, die dit wensen, de ge
legenheid tôt stil gebed kan worden gegeven.
De vraagsteller zou op deze wijze in het openbaar zijn overtuiging willen be-
lijden dat de overheid, in casu de gemeentelijke, haar gezag aan God ontleent
en haar taak vervult in afhankelijkheid van Hem.
Dit beginsel zal ongetwijfeld door meerdere leden van Uw raad worden onder—
schreven. Ook als men in dit collège de mogelijkheid tôt invoering van een
ambtsgebed niet ziet, bestaat zeer wel de mogelijkheid, dat men behoefte voelt
tôt persoonlijk gebed.
Bij vele mensen vormt dit een wazenlijk deel van hun bestaan, zonder dat dit
naar buiten blijkt. Dit gebed is niet gebonden aan tijd en plaats en kan voor
de betrokkene van een aanzienlijk grotere betekenis zijn, dan het stil gebed
bij de aanvang van een bijeenkomst.
De meerderheid van ons collège is van oordeel, dat voor degenen, die dat wensen,
buiten de vergadering aile gelegenheid tôt persoonlijk gebed aanwezig is. Boven-
dien kunnen uiteraard de leden van de raad, die daaraan behoefte mochten hebben,
zich vôôr de vergadering gezamenlijk terugtrekken in een commissiekamer.
Het is feonder meer duidelijk, dat enkele leden de overtuiging van de heer
Soepboer delen.