£*£2:of het
,ai vcib^iœ rr^eveïï^:elijk
wThT^iSrîlMl4" d0OT had gesteld,
- 4 -
"1
"2.
Ingeval van ontsiag als bedoeld in het derde lid verkrijgt de ambtenaar met
ingang van de datum van het ontslag aanspraak op een uitkering gelijk aan het-
geen hij op grond van de artikelen 45 en 25a zou hebben ontvafgîn indi^hïi
niet zou zijn ontslagen. De aanspraak op deze uitkering eindigt 1 jaar na de
Artikel 106.
Ï^eschiS^r 16 ^btenaar worden verleend op grond van onbekwaamheid of
ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking, anders dan op grond
leencU g8breken* 0ntsla& °P grond van dit artikel wordt eervol ver-
in^dan^nadat°P gr°nd W°rdt niet verleend en niet eerder
a* iear^enaaJ het+voornemen -tôt het ontslagbesluit en de daaraan ten grond-
b deILhîf 1SVen d°°r bur^emeester e* wethouders zijn medegedeeld§
!l binnen een door burgemeester en wethouders bij de in dit lid
onder a, bedoelde mededeling bepaalde, redelijke termijn de gelegenheid is
flÏ ILa-end Z18?SW1JZ8 terzaJte van dit voornemen en de daaraan ten grond-
j légende motieven aan hen kenbaar te maken. Bij die gelegenheid kan
de ambtenaar zich door een vertrouwensman doen bijstaan.
»3' 1 TfM'Wkel verkrijgt de ambtenaar in vaste
komât 1,-/1 /g Van d6 datu™ van ontsl aanspraak op een uitkering overeen-
bepÏÏSTde™ ""^ingsverordening. De raad kan, in ffwijÏÏng
eS regeïing îreffen Lrt, H °P V°°rStel ïa" bar«™eester en wethouders,
,^iv0 treffen waarbxj de gewezen ambtenaar een uitkering wordt verzekerd
te aZhïeT p raad met h<st ia o-tandigheden reïeliî ïs'
v v+ J f,e Ultkerin£ zal ni0t minder mogen bedragen dan die welke hi i
krachtens de Waohtgeldverordening zou hebben genoten, indiS die "Jordenxng
op hem van toepassing zou zijn geweest. verordenxng
Artikel 107.
ÏÏsÏaêh£SeÏÏ\^\afteTr "°rden verleeni. indien, naar het oordeel van het
gezag, hetwelk tôt het verlenen van het ontslag bevoegd is uit zi -in LJf
gmgen van een zodanige ^ezindheid "hl-i-iw -i gedra
is, dat hii ziin ni i nVi+ i w+ geen voldoende waarborg aanwezig
"2. Een gedraging, als bedoeld in het eerste lid i
ambtenaar lid i= s* °»m» aanwezxg wanneer een
Raari M l van.een verenxgxng, waarvan de Minister, Voorzitter van de
SSemSt t»Sle„rP; ^volge -rtikel van het AlgemeA Bi jksambte/ïen-
einden^ die zijliastreeft dTmLTr h6e" dat da daa1'
vervulling van huTolTohî i de^lddelen' dle Z1J aanwendt, de behoorlijke
wanneer hii ou e^ip-eil S S ambdenaarkan in gevaar brengen of schaden, of
vereniging of van haar uttg^dractie^^ °f StSUn V8rleent aan een zodanige
"3" SnsSinTStÏŒriS dhf eerste-lid,ka" geschieden in over-
w Z^TZZTmenl
is en wordt bepaald/ hl> en kraehtens algemene maatregel van bestuur
v4' S WdsS I?.1"* lld bed°elde °°~iSSie is toepassing het bepaalde
Artikel 108.
1. Ontslag kan de ambtenaar worden verleend op grond van-
J erexste alleen bxj aanvaardxng van het ambt geldt?
"1
n
tf