Agendapunt 7 Voorstel 66/ 109 Stiens, 27 oktober 1966. Ênderwerp; Vaststelling bouw- verordening* Aan de gemeenteraad. Op grond van artikel 3, 3e lid van de overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvestingbrengt de gemeenteraad binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de woningwet 1 augustus 19^5) de bouwveror— dening met de laatstvermelde wet in overeenstemming. Zoals U bekend zal zijn, berust de bouwverordening op artikel 2 van de, woningwet Alhoewel de raad -fcot vaststelling verplicht is en hierbij de bepalingen van de woningwet in acht moeten worden genomen is hiervoor geen uniform model voorgeschreven. Het gevolg is dat het gemeentelijk bouwrecht plaatselijk grote verschil— len vertoont. Reeds jaren is gestreefd naar uniformering van deze voorschriften. Zo is in 1952 verschenen het verslag van de door de minister van wederop— bouw en volkshuisvesting ingestelde studiecommissie bouwvoorschriften, onder voorzitterschap van Prof. Dr. Ir. J.P, Mazure met het doel grotere unificatie van de bouwvoorschriften in Nederland te bewerkstel- ligen. Hierna is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een com- missie samengesteld van 27 personen, die als representanten konden worden beschouwd van aile bestuurlijke en technische organen die direct of in direct met de bouw te maken hebben. Behalve unificatie van bouwvoorschriften, zoals aanvankelijk alleen werd beoogd, heeft deze commissie 00k aandacht besteed aan eenheid met betrek- king tôt de woontechnische-stedebouwkundige en administratiefjuridische be- pàlingen. De werkzaamheden van de laatste commissie hebben geresulteerd in de tôt— standkoming van het ontwerp-model-bouwverordening, dat wij U ter vast- stelling aanbieden. Wij raedcen hierbij op, dat dit ontwerp is afgestemd op de bepalingen van de nieuwe woningwet. Hierbij zijn de mogelijkheden open gelaten met betrekking tôt het stellen van nadere regelen door ons collège en is rekening gehouden met het feit dat steeds meer gebruik wordt gemaakt van niet traditionele constructies en materialen. Die commissie heeft zich er 00k over beraden of het wenselijk is voor de gemeenten met een geringe bouwbedrijvigheid een apart (verkort) model te ontwerpen, maar omdat moeilijk is aan te geven welke objecten in een bepaal- de gemeente niet of nooit zullen komen terwijl overigens belangrijke bouwwerken 00k weleens in kleine gemeenten voorkomen, heeft de commissie deze gedachte verder laten varen. Van de zijde van gedeputeer.de staten is gewezen op de wenselijkheid, voor zover mogelijk, vorenstaand model aan te houden. Door een commissie bestaande uit een aantal direkteuren van gemeentewerken en .een burgemeester is in de provincie Friesland het model onder de loupe genomen. Opgemerkt wordt dat reeds in 1954 een dergelijke commissie in deze provincie zich heeft bezig gehcuden met unificatie van bouwvoorschrif ten. De in de voorlaatste zin bedoelde commissie is er van uitgegaan dat het ge— wenst is bovenvermeld model zoveel mogelijk aan te houden. De commissie stelt dan 00k voor met inachtneming van een aantal weinig principiele wijzigingen het model over te nemen. Deze wijzigingen zijn toegevoegd aan het model.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1966 | | pagina 35