- 2 - 4. Voorstel tôt benoeming leden ex artikel 8 Woonruimtewet (voorstel 66/99). Naar aanleiding van een vraag van de heer Nijdam zegt de voorzitter dat het hier geen specifieke raadscommissie betreft. Ook is het niet vereist dat de leden uit de raad worden verkozen. Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens tôt schriftelijke stemming overgegaan. Bij deze stemming worden op Ir. W. Oosterbaan en mevr. P. Stolte- v.d. Meulen ieder negen stemmen, op de heer D. Loonstra, S. v.d. Ploeg en mevr. R. de Boer-Postma ieder tien en op de heer T. Kuipers en mej. R. de Groot ieder êên stem uitgebracht, zodat Ir. W. Oosterbaan, mevr. P. Stolte-v.d. Meulen, de heren D. Loonstra en S.v.d. Ploeg en mevr. R. de Boer-Postma zijn verkozen. 5. Voorstel tôt vaststelling delegatiebesluit met betrekking tôt verkoop van bouwgrond door burgemeester en wethouders en vaststelling algemene voor- waarden waaronder deze grond mag worden verkocht (voorstel 66/100). De heer Soepboer vraagt waarom wordt voorgesteld in de toekomst niet anger verrekening toe te passen (punt 5) en of hetgeen onder punt 9b staat vermeld (het afmaaien van het gekochte bouwterrein) ook geldt voor de gemeente. Wat betreft het laatste deel van de vraag van de heer Soepboer antwoordt de voorzitter bevestigend en zegt dat de verplichting tôt maaien van e grond niet mogelijk zal zijn voor de reeds verkochte grond. De werking van de betrekkelijke bepaling geldt dus voor de toekomst. Op een vraag van de heer Soepboer of deze bepaling ook zal gelden voor de gemeente en de Woningstichting antwoordt de voorzitter dat dit inder- daad zo zal zijn, alhoewel deze stichting over het algemeen de grond pas koopt wanneer meteen kan worden gebouwd. Verder zegt hij dat tôt dusver wel verrekening plaatsvond. Dit hield evenwel in dat de ene koper een klein bedrag aan de gemeente terug moest betalen, terwijl de ander een klein bedrag terugontving. Voor de gemeente bracht dit, behoudens veel administratieve rompslomp geen consequenties met zich mee. Vooral in de gevallen waarin een perceel terrem wordt verkocht aan een bouwondernemer die de grond (bebouwd) doorverkooptgeeft verrekening moeilijkheden. De heer Tolsma merkt op dat de verschillen dan niet te groot mogen zijn. De voorzitter antwoordt hierop dat aan gemeentewerken is opgedragen de meting van de terreinen nauwkeurig te doen. Wanneer er tôt dusver wel eens verschillen waren was dit mede een gevolg van het feit dat men wist dat verrekening plaatsvond. Op een vraag van de heer Nijdam of het kadaster de grond niet kan meten voor de verkoop, antwoordt de voorzitter ontkennend. Dit kan pas na de overdrachti Geschiedt het bovendien op verzoek dan moet de meting worden betaald. Wethouder Dijkstra onderstreept nogeens dat uit de verrekening geen voor- 01 nadelen voor de gemeente voortvloeien. Hij deelt verder de mening van de heer Tolsma met betrekking tôt een nauwkeurige uitmeting. De heer Tolsma merkt op dat niemand de dupe moet worden. Wanneer later •v. blijkt dat de één grond heeft die de ander heeft betaald, geeft dit veel narigheid. De heer Soepboer stelt nog een vraag over punt 6 van de voorwaarden. Dit punt kan aanleiding geven tôt willekeur. De huidige directeur van gemeen tewerken is weliswaar geen voorstander van hekken, maar een dergelijke voorwaarde dient niet van het oordeel van één persoon af te hangen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1966 | | pagina 3