2.
3.
3.
1
2.
3.
Artikel 25.
De vergadering kan op voorstel van de voorzitter dan wel on
voorstel van een lid, ondersteund door tenminste twee andere
leden, bij de aanvang of in de loop van de beraadslaging over
enig onderwerp, regelen stellen ten aanzien van de spreektiid
der leden.
Zodra de voor een spreker gestelde spreektijd is verstreken, is
deze gehouden, op uitnodiging van de voorzitter, onverwiild ziin
rede te beeindigen.
De beperking van de spreektijd geldt niet voor hen, die genoemd
zijn m het derde en vierde lid van artikel 29.
Artikel 26.
De leden spreken van hun plaatsen en tôt de voorzitter.
Artikel 27.
G-een lid voert het woord zonder het aan de voorzitter verzocht
en van deze verkregen te hebben.
Bij de beraadslaging in eerste instantie mag geen lid voor de
tweede maal het woord voeren.
De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het
is gevraagd, met dien verstande, dat over een voorstel of amen-
ement allereerst de voorsteller of een der voorstellers het
woord mag voeren ter toelichting.
Artikel 28.
De orde kan echter verbroken worden wanneer een lid het woord
vraagt over een persoonlijk feit, om een motie van orde te doen
oi over vaststelling van een vraagpunt.
Artikel 29.
Niemand, met uitzondering van de voorzitter, voert meer dan twee
maal over hetzelfde onderwerp het woord. De leden, die in eerstl
aanieg over een onderwerp niet het woord hebben gevoerd, kunnen
m tweede aanieg over ditzelfde onderwerp éénmaal het woord
voeren.
De vergadering kan in bijzondere gevallen toestaan, dat van het
bepaalde m het vorige lid wordt afgeweken.
De rapporteur ener commissie en hij, die enig voorstel heeft ge-
auan, pjn ten opzichte van het voorstel, waarover het rapport
handelt, of dat zij hebben gedaan, niet aan het bepaalde in het
eerste lid onderworpen.
iS ?et bePaalde in het eerste lid van toepassing op de
wethouders bij onderwerpen, welke behoren tôt de meer in het bii-
zcnder door hen behandelde zaken.
Het stellen van een vraag om inlichtingen over een in behandeling
ZljnL°ndeïWerp zonder dat daarbij een toelichting wordt gegeven
wordt niet als het voeren van het woord aangemerkt ëeêeven>
Artikel 30.
Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, behalve door de
voorzitter.
Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwiikt
"hSîiS V00rziJt®r hem zulks onder het oog en roept hem tôt de
behandeling van het onderwerp terug.
v?ronïion?+Spr?er ZiC?i bel®diêende of onvoegzame uitdrukkingen
sn f °P welke wlJze ook, de orde verstoort, wordt hii
door de voorzitter tôt de orde geroepen.
Dit feit wordt in de notulen vermeld.