Agendapunt 4
Voorstel 68/13
Stiens, 5 februari 1968.
Onderwerp:
Wijziging Bezoldigingsverordening
Aan
Onder dagtekening van 21 december 1967 heeft de Minister van Binnenlandse
Zaken, de gemeentebesturen in kennis gesteld met de salarismaatregelen, welke
per 1 januari 1968 voor het burgerlijk rijkspersoneelwerden getroffen.
Het Kabinet heeft besloten een algemene salarisverhoging van oe e enn
Het heeft derhalve gekozen voor een intégrale procentuele salarisverhoging en
Set w" een venholing bestaande uit een vast bedreg voor iedere J»;
daarboven een procentueel gedeelte. Voor deze vorm van gedifferentieerde ver
hoging der salarissen is het pleit gevoerd in moties, die m de raden van ee
aantal gemeenten en in de Staten van enkele provincies zijn aangenomen
de aandacht van de Minister van Binnenlandse Zaken zijn gebracht.
Aan dit zogenaamde »centen/procenten"-vraagstuk is ook de bnef gewijd, die op
20 november 11. door het Centraal Orgaan inzake gemeenschappelijke behandeli g
van gemeentelijke personeelsaangelegenheden aan de aangesloten gemeenten is
gezonden.
Hoewel het Kabinet begrip heeft voor de motieven die aan het in die moties tôt
uiting gebrachte ten grondslag liggen, heeft het gemeend - afgezien vanandere
overwegingen - reeds om de volgende redenen daaraan met te kunnon voldoen.
Het trendbeleid, dat ook door de ambtenaren in het algemeen wordt gezien als
het op dit moment meest verkieslijk systeem voor de bepaling van de salans
verhogingen, is een afgeleid beleid in die zinf dat de overheid voor zijn per-
soneel de salarisverhogingen afstemt op de gemiddelde uitkomsten van de m het
bedrijfsleven overeengekomen verhogingen.
Dit brengt met zich rnede, dat het Kabinet door de vaststelling van een voorlopige
salarisverhoging bij het begin van het jaar geen indicatie moet geven aan het
bedrijfsleven van zijn opvatting omtrent een verantwoorde stijging van de
lonen.
Was dit reeds de opvatting van voorgaande Kabinetten, voor deze stellingnam
is te meer reden nu met ingang van 1968 in het bedrijfsleven een vri3 loon-
beleid zal worden toegepast.
Zou in deze situ-»atie het Kabinet wel bereid zijn geweest tôt een gedifferen
tieerde salarisverhoging bijvoorbeeld door de lager bezoldigden in "der geval
een verhoging toe te kennen gelijk aan het percentage van een m 1968 te ver-
wachten stijging van de kosten van levensonderhoud, dan zou het daarmede een
sterke aanwijzing hebben gegeven voor de minimaal gewenst geachte loonstijging
in het algemeen. Een dergelijk beleid nu acht het Kabinet ten enenmaie *n
met de voor 1968 gemaakte afspraken zowel in als met de Stichting van
Mocht een systeeem van een andere inkomensverdeling in het bedrijfsleven vrij
algemeen ingang blijken te vinden, dan zullen ook ten behoeve van het overheids-
personeel maatregelen in die richting kunnen worden overwogen. Daarbij zal dan
echter rekening dienen te worden gehouden met de bijzondere personeelsopbouw
van het ambtelijk apparaat vergeleken met het bedrijfsleven.