- 2 -
He-t gesprek is vastgelopen, omdat enkele partners wel willen concentreren,
maar dan alleen op de volgens hen enig mogelijke plaats: Leeuwarden.
Het gemeentebestuur moet zich niet verzetten tegen fusie, maar er moet
meer gebeuren dan alleen maar een samensmelting van Leeuwarden en Dokkum»
Wanneer er nu gebouwd wordt in Leeuwarden zijn aile verdere plannen rl bij
voorbaat tôt mislukken gedoemd.
Op een desbetreffende opmerking van de heer Soepboer, zegt de voorzifter nog,
dat het wel de bedoeling van het Kleibouwstreekbestuùr is om de veiling in
Priesland's noord-westhoek te laten verrljzen. Om lateh vhij spel te hebben,
zijn burgemeester en wethouders van mening, dat aan het verzoek van de Coop.
Tuinbouwveiling geen adhesie betuigd moet worden.
Mevrouw Bijlsma vraagt zich af, wat burgemeester en wéthouders denken te doen
op de buitengewone vergadering die bijeengeroepen zal Worden volgens de
stukken bij punt 5.
De heer Tulner betuigt zijn instemming met het standpunt van het college^maar
meent ook dat men voor een voldongen feit is geplaatst. In een intervieuw in
een kraht met twee commissarissen van de Botwfohds, die beiden burge
meester in het noorden zijn, verklaarde êén van de commissarissen,dat het
noorden zeer ongunstig ligt en het uit een oogpunt van efficiency beter is
het hoofdkantoor te verplaatsen. Dat zei men als commissaris. Maar als burge
meester éên van hen beiden in een Kleibouwstreekgemeente - dringt men er
op aan om hier meer bedrijven enz. te laten komen. Die standpunten kan men
onmogelijk met elkaar rijmen.
De voorzitter zegt, dat het standpunt van het collège uit de brief blijkt^
Bovendien is de standplaats van het Bouwfonds op historische gronden in
Assen op de juiste plaats. Hij kan zich geheel vinden in het standpunt van
de heer Tulner, dat als het bouwfonds als dienstverlenend lichaam ver—trekt?
men niet kan verwachten dat een zuiver commerciële onderneming zich in het
noorden vestigt. Hij hoopt, dat op de buitengewone aandeelhoudersvergadering
de nodige duidelijkheid in deze affaire zal komen, maar waagt zich niet aan
voorspellingen.
Wat betreft de punten 1 t/m 19 wordt overeenkomstig hetvoorstel besloten.
punt 21 stelt de heer Span 4at men nu een duidelijk standpunt in moet
nemen, zodat men later weet hoe de raad hierover denkt. De motivering van
het collège bevredigt hem niet geheel.
Hierop interrumpeert de voorzitter,dat het collège anders niet gedaan heeft
dan de verordening te hanteren^ een anaere motivering is niet mogelijk.
Men kan de verordening niet ruimer hanteren dan naar de letter. In het geval
Offringa heeft de raad - tegen de verordening in - anders beslist dan het
collège voorstelde.
De heer Scan zegt hier wel enig gemeentebelang in te zien, omdat de heer
de Jager nu vlak bij zijn werk komt. Hij wil het verzoek daarom niet zonder
meer afwijzen.
Mevrouw Bijlsma is het daarmee eens en herinnert tevens aan het geval Zantema.
De voorzitter zegt dat in dat geval de situatie anders was J omdat de heer
Zantema de school achterna reisde kon hij een uitkering krijgen volgens
e verordening en omdat hij bovendien in een dienstwoning woonde,zou hij bij
pensionering aanspraak maken op een uitkering, zodat het beter was, die nu al
uit te keren. Bij De Jager is het volgens de letter en geest van de verordening
onmogelijk een uitkering te geven. Er zijn altijd grensgevallen en als de raad
zich zo veel mogelijk aan de verordening houdt, levert dat de minste moeilijk-
heden op. Wanneer de raad precedenten wil scheppen is hij daar zelf verant-^
woordelijk voor.
De heer Soepboer zeg^als minderheid van zijn fraktie.geen konsekwenties te
zien, omdat hij wel degelijk verschil ziet tussen een verhuizing van Jelsum
naar Stiens en een verhuizing in Stiens zelf. Maar hij wil geen voorstel in-
dienen, omdat hij denkt dat de heer De Jager meer in het belang van het gezin
dan in dat van de gemeente verhuist.