™r> ^a^komtrek e®n verticaal gepîaatste tank en van ten minste 0,5 m3 per uur per m2
vanhet geprojecteerde oppervlak van de tank bij een horizontaal gepîaatste tank.
13. Leidingen en de daarhij behorende appendages moeten van staal en van voldoende
Rpnï^friZi:in-'m ^e,hooest® te verwachten werkdruk (pompdruk) te kunnen weerstaan.
V°°r feb/ruik nemen moet Plaats vinden op 1,5 maal deze werkdruk
met een minimum van 10 kg/cm2.
14. Boyen- en ondergrondse pijpleidingen moeten eoveel mogelijk eodanig sijn gelegd,
dat zij te allen tijde gemakkelijk bereikbaar zijn.
15. Pijpleidingen moeten afdoende zijn beschermd tegen corrosie.
16. Aile afsluiters en hulpstukken in ondergrondse leidingen moeten van staal zijn.
Het gebruik van cilindrische schroefdraad is verboden.
17. Doelmatige toegangsmiddelen tôt het tankdak moeten aanwezig zijn.
18. Bij peilplaatsen of andere appendages op het tankdak, welke regelmatig contrôle
vereisen, moeten doelmatige standplaatsen zijn ingericht teneinde het bedrijfs-
onderhoudspersoneel voldoende veiligheid te bieden bij de arbeid.
19. Voor het in gebruik nemen van de tank moet deze op dichtheid worden beproefd.
orizontaal gepîaatste cilindrische tanks moeten worden beproefd overeenkomstig
et gestelde in WEN 3353 punt 15-55 de overige tanks door vullen met water.
20. Aanvullende voorwaarden voor voorraadtanks bovengronds, buiten een gebouw, voor
verwarmde stookolie; ecuwu™, vuuz
^^jr^^f/an Ie verwarmingsleidingen in de tank moeten zijn gelast, dan
wel zijn gevormd door flenzen met metallieke pakking.
b° hl ®atef,iaal van de verwarmingsinrichting dat in rechtstreekse aanraking komt
"lie Staa1' °f -taal dat niet door
C" lii ®e".elec^ische verwarming moet de installatie van een automatische uit-
schakelmrichting zijn voorzien, die waarborgt dat de temperatuur van de olie
m de tank met hoger oploopt dan 20°C beneden het vlampunt.
d. Bij een electrische verwarming moet de zuigleiding zodanig zijn uitgevoerd, dat
verwarmmgselement te allen tijde in de olie ondergedompeld blijft.