7
dat bedrag niet te boven gaat het verschil tussen enerzijds
zoveel maal f 42,als het tijdvak, gedurende hetwelk hij in
dat kalenderjaar zonder onderbreking belanghebbende ia geweest,
maanden - een gedeelte van een maand voor een maand gerekend -
telten anderzijds het toxaal van de in dat tijdvak op zrjn
bezoldiging ingehouden bedragen,
2. lïîdièh dëgerîë die als gevolg van de omstandigheid dat zijn
bezoldiging meer is gaan bedragen dan het in artikel 1eerste
lidbedoelde maximum niet langer als belanghebbende kan worden
aangemerkt, in het laatstverlopen kalenderjaar - waarin de be
zoldiging van betrokkene meer is gaan bedragen dan evenbedoeld
maximum - bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als be-
doeld in artikel 17, heeft hij aanspraak op een spaarpremie
van 25$ van het te dier zake door hem in dat kalenderjaar uit
gegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het met overeen-
komstige toepassing van het gestelde in het eerste lid bereken-
de verschil niet te boven gaat.
3. Indien belanghebbende in het tijdvak tussen het begin,;van het
kalenderjaar waarin hij is ontslagen en de datum van zijn ont—
slag bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld
in artikel 17, heeft hij aanspraak op een spaarpremie van 251°
van het te dier zake door hem in evengenoemd tijdvak uitgegeven
totaalbedrag, voor zover dat bedrag het met overeenkomstige"
toepassing van het gestelde in het eerste lid berekende ver-r-
schil niet te boven gaat.
4. Indien belanghebbende overleden is en in het tijdvak tussen
het begin van het kalenderjaar waarin hij is overleden en de
datum van zijn overlijden bedragen heeft uitgegeven wegens
betalingen als bedoeld in artikel 17, hebben de rechtverkrij-
genden van de overledene aanspraak op een spaarpremie van 25i°
van het te dier zake door de overledene als belanghebbende in
evengenoemd- tijdvak uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat
bedrag het met overeenkomstige toepassing van het gestelde in
het eerste lid berekende verschil niet te boven gaat.
Artikel 19
1In geval van ontslag met recht op v/achtgeld of uitkering is de
gewezen belanghebbende, zolang hij niet wederom belanghebbende
in de zin van deze verordening is geworden, bevoegd gedurende
het tijdvak dat hij recht heeft op wachtgeld of uitkering,
maar niet langer dan vijf jaar, de door hem verrichte betaling
en als bedoeld in artikel 17 voor premietoekenning in aanmer-
king te brengen. Degene die van deze bevoegdheid gehruik wenst
te maken dient daarvan uiterlijk op de dag van ingang van zijn
ontslag aan burgemeester en wethouders kennis te geven.
2. Ten aanzien van de gewezen belanghebbende die van de bevoegd
heid, als bedoeld in het vorige lid, heeft getruik gemaakt,
vindén de artikelen van dit hoofdstuk overeenkomstige toepas
sing
Artikel 20
1. Een verzoek van de belanghebbende, de gewezen belanghebbende
of rechtverkrijgenden van de overleden belanghebbende om toe-
kenning van spaarpremie wegens betalingen, bedoeld m artikel
17, kan, behoudens in de gevallen van ontslag en overlijden.