8 slechts na afloop van het kalenderjaar waarin deze "betalingen zijn verricht bij burgemeester en wethouders worden ingediend en dient te geschiedaï. door middel van een door burgeme-ester en wethouders vastgesteld formulier (model C). Z-, De verzekeringsinstellingen verstrekken aan de betrokkenen,be- ttoeld in het vorige lia, op hun verzoek een voor zoveel nodig ingevuld en getekend formulierdoor burgemeester en wethouders vastgesteld 'vmodel D) 3. De spaarpremie wordt zo spoedig mogelijk aan de belanghebbende gewezen belanghebbende of'rechtverkrijgenden van de overleden belanghebbende uitgekeerd Hoodstuk IV, Overga "■abepalingen Artikel 21 1. Bedragen door een belanghebbende gespasrd op een bij-zondere spaarrekening in de zin van de Spaarverordening 1965 worden geacht te zijn gespaard op een bijzondere spaarrekening in de zin van deze verordening. 2. Het bepaalde in artikel 9 en in het vorige lid is van overeen- komstige toepassing ten aanzien van de gewezen ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 1965 die gebruik maakte van de hem in artikel 4 dier regeling verleende bevoegdheid en wiens laatstgenoten bezoldiging in de betrekking waaruit hem ont- slag met recht op wachtgeld of uitkering is verleend, niet meer bedroeg dan het in artikel 1,lid 1, van deze verordening bedoel- de maximum. Artikel 22 1. De ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 1965 op wl ^ns bijzondere spaarrekening in de zin dier verordening op de dag v66r de datum van inwerkingtreding van deze verordening een v66r 1 januari 1969 op zijn bezoldiging ingehouden bedrag uitstond en die niet de hoe&vnigheid van belanghebbende in de zin van deze verordening verkrijg% komt in aanmerking voor toekenning van een spaarpremie 2P De spaarpremie bedraagt voor elk kalenderjaar - een gedeelte van een kalenderjaar, indien dat niet is het jaar van inliouding voor een vol kalenderjaar gerekend -, gedurende hetwelk de des- betreffende bedragen op de in het vorige lid bedoelde bijzon dere spaarrekening hebben uitgestaan of ingevolge artikel 12 moeten worden geacht te hebben uitgestaan, een evenredig deel van de spaarpremie waarop de betrokkene ingevolge de Spaarver ordening 1965 aanspraak zou hebben gehad indien de verordening niet was ingetrokken en het voor toekenning van een spaarpremie bepaalde aantal van vier kslenderjaren was vervuld 3. Het in beide vorige leden bepaalde is van overeenkomstige toe passing ten aanzien van de gewezen ambtenaar in de zin van de Spaarverordening 1965 die gebruik maakte van de hem in artikel' 4 van die verordening verleende bevoegdheid, maar niet ingevol ge het bepaalde in artikel 21, lid 2, kan deelnemen aan de in deze verordening vervatte regeling*

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1968 | | pagina 61