Nr. 68/88a De raad der gemeente Leeuwarderadeel; gezien het verzoek d.d. 26 november 1968 van het bestuur van de Woningstichting "Leeuwarden— Leeuwr.rdersdeel" gevestigd te Leeuwarden, bij Koninklijk Beslu.it van 10 maart 1914, no. 17 toegel~ten ?ls instelling, uitsluitend in het belang van de verbetering van de volkshuisvesting werkzaam welke toeleting is gehandhaafd bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1966, no. 49» oms a. een voorschot voor het ambrengen van een liftinstallatie in een woningwetwoning teneinde te kunnen dienen als aangepaste woning voor een mindervalide, groot f 2.775,— b. een voorschot voor het aanbrengen van bouwkundige voorzieningen aan bedoelde woning groot f 1.175voor dat doel; c. bijdragen in de ongedekte jaarlijkse kosten, voortvloeiende uit deze extra voor zieningen, overwegende dat er aan een dergelijke woning een dringende behoefte bestaat; gelet op artikel 60 van de Woningwet; b e s 1 u i ts A. onder voorbehoud vsn toezegging van het door de gemeente aan het Rijk te vragen geldelijke steun: I. aan bovenvermelde instelling tegen een rente, die de gemeente voor het onderhavige doel aan het Rijk moet betalen, welke rente voorshands 6 3/8% per jaar bedraagt een tweetal voorschotten uit de gemeentekas te verstrekken voor de financiering van extra voorzieningen aan een woningwetwoning, deel uitmakende van het complex van 7 woningwetwoningen 1968 te Hijum, teneinde deze geschikt te maken als woning voor een mindervalide; t.w.t 1e. een voorschot voor de bijzondere voorzieningen van ten hoogste twee duizend zeven honderd vijf en zeventig gulden 2.775» 2e. een voorschot voor de bouwkundige voorzieningen van ten hoogste êên duizend êén honderd vijf en zeventig gulden 1.175»)s zulks onder de navolgende voorwaardens a. voor rente en aflossing van het voorschot voor de bijzondere voorzieningen en het voorschot voor de bouwkundige voorzieningen moet door de instelling jaarlijks aan de gemeente gedurende respectievelijk 15 en 50 jaren annuiteiten worden voldaan, groot respectievelijk 10,55% en 6,679% van de werkelijk verleende voorschotten, hiervoor genoemd onder I sub 1e en 2e; b. de annuiteiten onder a bedoeld zullen voor de eerste maal vervallen op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen dag, in verband met het tijdstip of de tijdstippen, waarop de voorschotten zullen zijn uitbetaald; c. bij faillissement, of bij ontbinding of opheffing der instelling, alsmede indien de voorwaarden, waaronder de voorschotten zijn verleend, niet worden nageleefd, worden de voorschotten of de onafgeloste gedeelten daarvan terstond opvorderbaar; d. bij vervreemding of bezwaring van onroerende goederen ter instelling, zonder goed- keuring van burgemeester en wethouders, of anders van gedeputeerde staten, zal het bestuur aan de gemeente verbeuren een bedrag van tweeduizend gulden (f 2.000, waarvoor de leden van het bestuur, die aan het besluit tôt vervreemding of be zwaring hebben medegewerkt of zfch daartegen niet hebben verzet, 00k na hun aftre— den als bestuuslid hoofdelijk ieder voor het geheel aansprakelijk zullen zijn; onverminderd het recht der gemeente om, zo daartoe terman zijn, in plaats van de geldboete schadevergoeding te eisen en om de vervreemding of bezwaring niet als geldig te erkennen; e. de gemeente zal, zolang de voorschotten niet geheel zijn afgelost, met goedkeuring van gedeputeerde staten, of, bij weigering, met Koninklijke goedkeuring, het recht hebben aile bezittingen met de voorschotten verkregen, met de daar op rustende las- ten en verplichtingen en aile schulden der instelling, voor zover die ten behoeve van die bezittingen zijn gemaakt, gezamenlijk over te nemen tegen betaling van een bedrag, door gedeputeerde staten goedgekeurd of, bij weigering, door de Koningin

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1968 | | pagina 75